3VWO - H4 - Spelling - Afkorting, letterwoord, initiaalwoord, verkorting en symbool

Afkorting, letterwoord, initiaalwoord, verkorting en symbool
H4 - Spelling
3VWO
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Afkorting, letterwoord, initiaalwoord, verkorting en symbool
H4 - Spelling
3VWO

Slide 1 - Tekstslide

Lees onderstaande zin hardop voor.

– Jongens en meisjes, willen jullie par. 5 voor je nemen op blz. 34?

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekenen deze afkortingen?

a.s. – AOW – mavo – HEMA – m.b.t. – pc – soa

Slide 3 - Tekstslide

a.s. – aanstaande
AOW – Algemene Ouderdomswet
havo – hoger algemeen vormend onderwijs
HEMA – Hollandse Eenheidsprijzenmaatschappij Amsterdam
m.b.t. – met betrekking tot
pc – personal computer
soa – seksueel overdraagbare aandoening

Slide 4 - Tekstslide

a.s. – aanstaande
AOW – Algemene Ouderdomswet
havo – hoger algemeen vormend onderwijs
HEMA – Hollandse Eenheidsprijzenmaatschappij Amsterdam
m.b.t. – met betrekking tot
pc – personal computer
soa – seksueel overdraagbare aandoening

Verdeel deze afkortingen nu eens in drie groepen.

Slide 5 - Tekstslide

Groep 1: Op basis van de uitspraak zou je havo, HEMA en soa samen kunnen nemen, want die spreek je als woordje uit: haavoo, heemaa, sooaa.

Groep 2: AOW en pc horen ook bij elkaar, want die letters spreek je los uit, maar wel als afkorting.

Groep 3: De afkortingen a.s. en m.b.t. spreek je uit als de uitgeschreven woorden: aanstaande en met betrekking tot.

Slide 6 - Tekstslide

Je kunt woord(groep)en op vijf manieren korter schrijven: met een afkorting, een letterwoord, een initiaalwoord, een verkorting en een symbool.

Slide 7 - Tekstslide

Een afkorting is de weergave van een woord(groep) met een beperkt aantal letters, die je uitspreekt als het oorspronkelijke woord.
Een afkorting schrijf je met een of meer punten. Je gebruikt een hoofdletter als die ook in het oorspronkelijke woord voorkomt:
blz. (bladzijde), m.a.w. (met andere woorden), Z.K.H. (Zijne Koninklijke Hoogheid).

Slide 8 - Tekstslide

Een letterwoord bestaat uit de eerste letters van een naam of woordgroep. Je spreekt het uit als een woord. Je schrijft een letterwoord zonder punten en je gebruikt een hoofdletter als die ook in het afgekorte woord voorkomt:
pin (spreek uit: pin, niet pee/ie/en; betekenis: persoonlijk identificatienummer), havo (spreek uit: haavoo, niet ha/aa/vee/oo; betekenis: hoger algemeen voortgezet onderwijs).

Slide 9 - Tekstslide

Een initiaalwoord wordt gevormd volgens dezelfde regels als een letterwoord, maar in tegenstelling tot een letterwoord spreek je het uit als losse letters:

– NS (Nederlandse Spoorwegen), wc (watercloset).

Slide 10 - Tekstslide

Een verkorting is opgebouwd uit een of meer (delen van) lettergrepen. Je spreekt een verkorting uit als een woord:

– airco (airconditioning); horeca (hotels, restaurants, cafés).

Slide 11 - Tekstslide

Een symbool is een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta. Je spreekt een symbool uit als het woord waar het voor staat.
De schrijfwijze is nationaal of internationaal afgesproken. Dit geldt ook voor het gebruik van hoofdletters of kleine letters. Een symbool schrijf je zonder punt:

– cm (centimeter), kg (kilogram), W (Watt).

Slide 12 - Tekstslide

Bij sommige eenheden wordt in technische en wetenschappelijke teksten een symbool gebruikt, zoals gram (g) en seconde (s), en in gewone teksten een afkorting: 20 gr. (twintig gram), 5 sec. (vijf seconden).

Slide 13 - Tekstslide

Werk verder aan de opdrachten in de planning.

Slide 14 - Tekstslide