Jas uit, tas op de grond telefoons in 't zakkie spullen voor je pakken: laptop, boek, aantekeningenmap, pen/potlood etc.
--> starten met NUMO
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4
In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
Welkom allemaal
Jas uit, tas op de grond telefoons in 't zakkie spullen voor je pakken: laptop, boek, aantekeningenmap, pen/potlood etc.
--> starten met NUMO
Slide 1 - Tekstslide
Het programma
de lesdoelen uitleg les 22
klassikaal oefenen
zelfstandig opdrachten maken
nakijken
terugkoppeling lesdoel
Slide 2 - Tekstslide
persoonsvorm
Slide 3 - Woordweb
Leerdoelen
Aan het einde van de les kan ik werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd.
Aan het einde van de les kan ik de persoonsvorm vinden in een zin.
Slide 4 - Tekstslide
Persoonsvorm vinden
1. vraagzin maken
2. getal veranderen
3. tijd veranderen
Slide 5 - Tekstslide
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik-vorm
Ik-vorm + t --> bij 'jij', 'u', 'hij', 'zij' en 'het'
Hele werkwoord bij 'wij', 'jullie' en 'zij'
trucje lopen: hij loopt / hij verzendt
Slide 6 - Tekstslide
Persoonsvorm verleden tijd
Zwakke werkwoorden: 1. -en eraf, 2. -te/-ten of -de/-den toevoegen
Sterke werkwoorden: lopen --> liepen
Slide 7 - Tekstslide
Persoonsvorm verleden tijd
beloven
schaatsen
Slide 8 - Tekstslide
Voltooid deelwoord
beloven
schaatsen
hij heeft het beloofd hij heeft geschaatst
Slide 9 - Tekstslide
Aantekeningen maken
Persoonsvorm vinden: vraagzin maken, getal en tijd veranderen. Persoonsvorm tegenwoordige tijd: trucje lopen
hij loopt / hij verbrandt
Persoonsvorm verleden tijd: 't kofschip wij maken: -en, laatste letter is een k letter k zit in 't kofschip, dus een -t in de verleden tijd --> wij maakten
Slide 10 - Tekstslide
Schrijf de persoonsvorm op in de tegenwoordige tijd.
5: Maartje ___________ (vieren) haar verjaardag vandaag.
Slide 11 - Tekstslide
Schrijf de persoonsvorm op in de verleden tijd.
1: Maartje ____________ (starten) gisteren met leren.
2: Anouk ____________ (geven) het huiswerk door aan Anke.
3: Elisa _____________ (beloven) veel aan haar moeder.
4: Iris _____________ (schrijven) lange brieven.
5: Hij _____________ (melden) zich aan.
Slide 12 - Tekstslide
Schrijf het voltooid deelwoord op.
1: Hij is gisteren ____________ (verhuizen). 2. We hebben _____________ (appen) met zijn vrienden. 3. Dat meisje heeft ____________ (zoenen) met hem. 4. De jongens zijn ______________ (filmen) door onbekende mensen. 5. We hebben ons _____________ (melden) bij de directie.
Slide 13 - Tekstslide
Instructie
Je mag samen met je buurman/buurvrouw overleggen (fluisteren). Als je een vraag hebt, steek je hand op. Je gaat opdrachten maken uit het boek: les 22 opdracht 1, 2, 3, 4, 5 en 7. Je hebt 20 minuten voor de opdracht.
Slide 14 - Tekstslide
Nakijken
Slide 15 - Tekstslide
Nakijken
Slide 16 - Tekstslide
Nakijken
Slide 17 - Tekstslide
Leerdoelen
Aan het einde van de les kan ik werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd.
Aan het einde van de les kan ik de persoonsvorm vinden in een zin.