28 mei: herhaling argumentatie, spreekwoorden (les 35)

Op tafel:
  • map
  • pen
Welkom havo 3B
timer
2:30
  • Telefoon in het zakkie en rechtsboven op je tafel óf in je tas en daar blijft 'ie dan ook.
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Op tafel:
  • map
  • pen
Welkom havo 3B
timer
2:30
  • Telefoon in het zakkie en rechtsboven op je tafel óf in je tas en daar blijft 'ie dan ook.
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op tafel:
  • map
  • pen
Welkom havo 3B
timer
2:30
  • Telefoon in het zakkie en rechtsboven op je tafel óf in je tas en daar blijft 'ie dan ook.
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag dinsdag 28 mei: 
  • Herhaling argumentatie (les 17, 32)
  • Uitleg spreekwoorden (les 35)
  • Oefening maken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk een argument voor en tegen:

Telefoons moeten verboden worden op school.


Schrijf het op in je schrift/map.


timer
1:30

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk een argument voor en tegen:

Lesboeken moeten worden afgeschaft.

Schrijf het op in je schrift/map.


timer
1:30

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke termen horen bij argumentatie?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




argumenten voor/tegen
weerleggen
stelling
standpunt
maatschappelijk debat
drogreden




mening
standpunt
drogredenen
cirkelredenering
te snelle conclusie
juist en geldig
Welke termen horen bij argumentatie?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Termen argumentatie

argumenten voor/tegen
weerleggen
stelling
standpunt
maatschappelijk debat
drogreden

lokaal/regionaal/provinciaal/ nationaal/internationaal debat

mening
standpunt
drogredenen
cirkelredenering
te snelle conclusie
juist en geldig
Deze termen moet je allemaal kennen voor PTO4.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stelling/Standpunt
Stelling:
>> Lesboeken moeten worden afgeschaft.

Standpunt: iets wat je vindt.
>> Ik vind dat lesboeken afgeschaft moeten worden.

Let op: geen vraagzin maken! 
Fout voorbeeld: Moeten lesboeken afgeschaft worden?


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Termen boekopdracht en PTO
Argument/reden: hiermee onderbouw je je mening/standpunt.
Herken je aan: want, doordat, omdat, ten eerste, tot slot.
Voorargumenten vs. tegenargumenten

Weerlegging
= Bewijzen dat iets (= argument) niet klopt.
= Tegen het tegenargument zijn + argumenten

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen les 35
  1. Je weet het verschil tussen letterlijk en figuurlijk.
  2. Je weet de betekenis van spreekwoorden en je kunt ze zelf gebruiken.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spreekwoorden (les 35)
Wat zijn dat? 
  • een korte, krachtige uitspraak die een wijsheid, een collectieve ervaring of morele opvatting weergeeft. 
  • Een uitspraak die figuurlijk bedoeld is, maar ook letterlijk uitgelegd kan worden. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet jij om welk spreekwoord het hier gaat? 

  • Maak het letterlijk
  • Wat ziet je? / wat gebeurt er?
  • Spreekwoord: met vuur spelen
  • Betekenis:  
  • Gevaarlijke dingen doen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet jij om welk spreekwoord het hier gaat? 

  • Maak het letterlijk
  • Wat ziet je? / wat gebeurt er?
  • Spreekwoord: met vuur spelen
  • Betekenis:  
  • Gevaarlijke dingen doen.
Bestaat er een vergelijkbaar spreekwoord in jouw taal? 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet jij om welk spreekwoord het hier gaat? 

  • Maak het letterlijk
  • Wat ziet je? / wat gebeurt er?
  • Spreekwoord: het kwartje horen vallen.
  • Betekenis:  
  • Iemand begrijpt iets. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet jij om welk spreekwoord het hier gaat? 

  • Maak het letterlijk
  • Wat ziet je? / wat gebeurt er?
  • Spreekwoord: het kwartje horen vallen.
  • Betekenis:  
  • Iemand begrijpt iets. 
Bestaat er een vergelijkbaar spreekwoord in jouw taal? 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet jij om welk spreekwoord het hier gaat? 

  • Maak het letterlijk
  • Wat ziet je? / wat gebeurt er?
  • Spreekwoord: De koe bij de horens vatten / grijpen.
  • Betekenis:  
  • Direct een moeilijk gesprek aangaan /
  • iets moeilijks aanpakken 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet jij om welk spreekwoord het hier gaat? 

  • Maak het letterlijk
  • Wat ziet je? / wat gebeurt er?
  • Spreekwoord: De koe bij de horens vatten / grijpen.
  • Betekenis:  
  • Direct een moeilijk gesprek aangaan /
    iets moeilijks aanpakken. 
Bestaat er een vergelijkbaar spreekwoord in jouw taal? 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet jij om welk spreekwoord het hier gaat? 

  • Maak het letterlijk
  • Wat ziet je? / wat gebeurt er?
  • Spreekwoord: Praten over koetjes en kalfjes.
  • Betekenis:  
  • Praten over nutteloze zaken. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet jij om welk spreekwoord het hier gaat? 

  • Maak het letterlijk
  • Wat ziet je? / wat gebeurt er?
  • Spreekwoord: Praten over koetjes en kalfjes.
  • Betekenis:  
  • Praten over nutteloze zaken. 
Bestaat er een vergelijkbaar spreekwoord in jouw taal? 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het spreekwoord:
'Over koetjes en kalfjes praten'?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het spreekwoord:
'Met vuur spelen'?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het spreekwoord:
'Tegen het zere been schoppen'?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Betekenissen spreekwoord
  • Als je niet weet wat dit betekent, hoe kom je hier dan achter?
  • Probeer het voor je te zien. / Maak het letterlijk
  • Weet je het dan al?
  • Figuurlijk (in je hoofd, fantasie) 
  • Letterlijk (echt, precies zoals je het zegt)

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Benoem de 38 spreekwoorden. 
  • Schrijf op wat je ziet = letterlijk
  • Schrijf dan op wat de betekenis kan zijn. 
Opdracht 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Benoem de 38 spreekwoorden. 
  • Schrijf op wat je ziet = letterlijk
  • Schrijf dan op wat de betekenis kan zijn. 
  • Nr. 1 is al voorgedaan. 

Let op: nr 11 en 37 zijn minder goed zichtbaar.
Opdracht 
37
11

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Maak de spreekwoordenplaat af. 
1. Schrijf op wat je ziet.
2. Schrijf op hoe het spreekwoord luidt.
3. Schrijf op wat de betekenis is van het spreekwoord. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2
Luister goed. 
Schrijf de spreekwoorden op die je hoort. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke 10 spreekwoorden zie je?
Lisa had slecht geleerd voor haar toets Nederlands. Maar een vos verliest zijn streken niet. Misschien kon ze wel afkijken! Ze zou dit varkentje wel even wassen. Misschien zat ze naast Oleg, hij schreef heel duidelijk. Dan viel ze met haar neus in de boter. 
Als ze een antwoord niet wist, sprak ze over koetjes en kalfjes om maar een antwoord te hebben staan. Ze voelde zich als een vis in het water. 
Oei, de docent liep langs. Ze moest eieren voor haar geld kiezen. Als ze nu zou afkijken, zou ze met vuur spelen. 
Haar vader spiekte ook op elke toets, natuurlijk de appel valt niet ver van de boom. 
De docent keek haar kant uit, maar ze was als een wolf in schaapskleren. 
Oeps, Oleg had zijn blaadje omgedraaid en bij Vera kijken was niet mogelijk. Haar handschrift was als zoeken naar een speld in een hooiberg. 

Slide 30 - Tekstslide

Lees de tekst voor en laat de leerlingen opschrijven welke spreekwoorden ze horen. 

Of makkelijker: 
slide 19 > laat de leerlingen de spreekwoorden zoeken. 
Het meisje Lisa had helaas maar slecht geleerd voor haar tentamen Nederlands. Met lange tanden begon ze aan de toets. In plaats van een duidelijk antwoord te geven, besloot ze over koetjes en kalfjes te praten om maar een antwoord te hebben staan. Toch beter dan bij de pakken neerzitten, dacht ze. Ze probeerde te variëren in haar antwoorden, maar het werd allemaal één pot nat. Zou ze nu spieken? Het was natuurlijk met vuur spelen, maar ze had het met vallen en opstaan geleerd. Haar vader spiekte ook op elke toets, natuurlijk de appel valt niet ver van de boom. Misschien gesnapt worden of toch proberen om een antwoord af te kijken? Elke medaille had natuurlijk een keerzijde, misschien zou het wel lukken. Helaas, toch betrapt: een ongeluk komt immers te paard en gaat te voet. Nu een slecht cijfer, maar bij de volgende keer zal als een feniks uit de as herrijzen.
In de volgende tekst staan 10 spreekwoorden. Haal ze er allemaal uit en schrijf de betekenis op. Zoek de spreekwoorden op op internet.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies