energiestromen en kringlopen

Energiestromen
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Energiestromen

Slide 1 - Tekstslide

Piramide van biomassa
piramide van biomassa

Slide 2 - Tekstslide

Piramide van biomassa

Slide 3 - Tekstslide

Energiestroom

Slide 4 - Tekstslide

Energiestromen

Slide 5 - Tekstslide

kringlopen
- koolstofkringloop BINAS 93F
- stikstofkringloop BINAS 93G

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Koolstof voorraden 
Fossiele brandstoffen
Permafrost gebieden
Bodem van de oceaan
Kalkgesteenten

Biomassa

Langzame koolstofkringloop


Snelle koolstofkringloop

Slide 8 - Tekstslide

Snelle koolstofkringloop
Groep 1: bestudeer 93F en leg uit wat je ziet
Groep 2: bestudeer 93G en leg uit wat je ziet
Zorg ervoor dat elke pijl uitgelegd wordt.

Slide 9 - Tekstslide

Langzame koolstofkringloop
Kalkgesteente (CaCO3) is ontstaan uit kalkhoudende overblijfselen van in de zee levende organismen. 


Slide 10 - Tekstslide

indeling kringlopen binas
  • Producenten in het groen
  • consumenten in het paars/blauw
  • reducenten in het bruin
  • Volg de pijlen voor de juiste richting
  • Als de reactie anaeroob verloopt dan staat het er altijd bij

Slide 11 - Tekstslide

broeikaseffect
Broeikaseffect: CO2 heeft in de atmosfeer een warmte-isolerende werking

Versterkt broeikaseffect:
Het verbranden van fossiele brandstoffen zorgt voor meer CO2 in de lucht en daardoor voor het meer dan normaal vasthouden van warmte

Slide 12 - Tekstslide

versterkt broeikaseffect
Ook bijdrage door:
  • Methaan
  • distikstofmonoxide

Veeteelt,
landbouw
moerasgas
gebruik fossiele brandstoffen
afvalstortplaatsen

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

In de koolstofkringloop wordt door veel organismen stoffen verbrand. Welke organismen in de koolstofkringloop doen aan verbranding?


A
planten
B
dieren
C
schimmels
D
alle organismen

Slide 15 - Quizvraag

Aan de basis van de koolstofkringloop staan
A
de reducenten
B
de producenten
C
de consumenten
D
de concurrenten

Slide 16 - Quizvraag

Koolstofkringloop
Koolstof in koolstofdioxide ( in de lucht)
koolstof in glucose
(producenten)
koolstof in plantaardige energierijke stoffen
koolstof in dierlijke energierijke stoffen
(consumenten)
Koofstof in energierijke stoffen
(reducenten)
verbranding
fotosynthese
Verbranding
verbranding

Slide 17 - Sleepvraag

Slide 18 - Tekstslide

de belangrijkste punten
  • planten nemen stikstof op in de vorm van nitraat of NH4+
  • De meeste stikstof bevindt zich in de lucht N2
  • Stikstoffixatie is mogelijk door anaerobe bacterien
  • knolletjesbacterien bij klaver, soja, bonen leven in symbiose
  • dit fenomeen kan gebruikt worden voor groenbemesting
  • Bemesting van het land levert uitspoeling van stikstof en algenbloei op

Slide 19 - Tekstslide

eutrofiëring en waterbloei 

Slide 20 - Tekstslide

EUTROFIERING

Slide 21 - Tekstslide

gevolg --> waterbloei

Slide 22 - Tekstslide

Stikstof in de atmosfeer
  • Broeikasgassen N2O en NOx komen vrij bij verbranding fossiel brandstoffen
  • Bij reactie met water ontstaan zuren --> zure regen
  • brandnetels en bramen groeien extra goed --> ecosysteem uit evenwicht

Slide 23 - Tekstslide

Wat neemt de plant op van de stikstofkringloop?
A
Nitriet
B
Water
C
Glucose
D
Nitraat

Slide 24 - Quizvraag

Hoe kan 'N' verdwijnen uit eenvoudige stikstofkringloop?
A
planten nemen het op
B
vervluchtiging en denitrificatie
C
omzetting in nitriet en nitraat

Slide 25 - Quizvraag

Stikstofkringloop (Binas tabel 93G)
Aeroob
Anaeroob
Niet te achterhalen met Binas
Denitrificatie
Ammonificatie
Deammonificatie
Bacteriële stikstoffixatie
Fotochemische stikstoffixatie
Stikstofassimilatie
Nitrificatie
Dissimilatie

Slide 26 - Sleepvraag

Zijn knolletjesbacteriën producenten, consumenten of reducenten?(T2,2p)
A
producenten
B
consumenten
C
reducenten

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de ecologische relatie tussen vlinderbloemigen en knolletjesbacteriën?
A
Parasitisme
B
Commensalisme
C
Mutualisme
D
Predatie

Slide 28 - Quizvraag

wat past er bij waterbloei?
A
water krijgt blauwe kleur
B
sterke algengroei
C
water krijgt groene kleur
D
veroorzaakt door hoge concentratie fosfaat en nitraat

Slide 29 - Quizvraag

EUTROFIËRING ONTSTAAT DOOR
A
teveel mineralen in het water
B
te weinig mineralen in het water
C
teveel dieren in het water
D
alledrie antwoorden zijn goed

Slide 30 - Quizvraag

Welke kringloop/kringlopen zijn bij eutrofiëring verstoord?
A
Koolstofkringloop
B
Stikstofkringloop
C
Koolstofkringloop en stikstofkringloop

Slide 31 - Quizvraag

Wat zijn de voornaamste oorzaken van overbemesting?
A
Veeteelt & Eutrofiëring
B
Uitspoeling & Eutrofiëring
C
Veeteelt & Bemesting voor akkerbouw
D
Uitspoeling & Bemesting voor akkerbouw

Slide 32 - Quizvraag

Eutrofiëring in water.
Waardoor sterven uiteindelijk de waterdieren zoals vissen
A
Door gebrek aan zonlicht
B
Door gebrek aan zuurstof
C
Door gebrek aan voedsel
D
Door gebrek aan koolstofdioxide

Slide 33 - Quizvraag

Zet de stappen van waterbloei in de juiste volgorde
Overbemesting
Toename mineralen in water
Algenbloei
Zuurstof tekort

Slide 34 - Sleepvraag

fosforkringloop

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

fosforkringloop
  • Geen gasvormige fosfor in de lucht, maar stofdeeltjes
  • Planten nemen fosfaten op (DNA, ATP, fosforlipiden)
  • Pi  bindt zich aan bodemdeeltjes
  • er is weinig uitspoeling van fosfaat
  • Om fosfaat op te nemen zijn mycorrhiza nodig
  • via kunstmest veel fosfaat toevoeging aan het ecosysteem
  • Het gebruik van fosfaat in wasmiddelen is nu verboden

Slide 37 - Tekstslide

Waarom verdwijnt er fosfor uit de 'kringloop'
A
overbemesting
B
verwering
C
uitspoeling
D
A+B+C

Slide 38 - Quizvraag

Schimmels groeien om plantenwortels heen. De schimmels voorzien de plant van fosforverbindingen (P), terwijl ze koolstofverbindingen (C) terugkrijgen.
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
D
Communisme

Slide 39 - Quizvraag

Marszand bevat fosfor (P) in de vorm van fosfaat, en het bevat stikstof (N)
in de vorm van nitraat en ammonium. Een plant gebruikt fosfor en stikstof
bij het maken van bepaalde organische stoffen. Twee voorbeelden van
organische stoffen die voorkomen in een plant zijn DNA en aminozuren.

Bevat DNA fosfor en/of stikstof? En bevatten aminozuren fosfor en/of
stikstof?
A
DNA: alleen fosfor aminozuren: alleen stikstof
B
DNA: alleen stikstof aminozuren: alleen fosfor
C
DNA: zowel fosfor als stikstof Aminozuren: zowel fosfor als stikstof
D
DNA: zowel fosfor als stikstof Aminozuren: alleen stikstof

Slide 40 - Quizvraag