26 Tekst

• Grieks
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Tekst 26

vragen over grammatica en inhoud

Ik begrijp de inhoud en grammatica van
tekst 26

😒🙁😐🙂😃

Wie is de "ik" in dit verhaal?

Noteer de namen van
de andere drie goden
die in dit verhaal
voorkomen.

r. 1 νέα

Wat is de beste vertaling hier?

1. nieuw
2. jong

Persephone noemt nog een ander kenmerk van zichzelf dan νεα. Welk?

1. ze is jong
2. ze is mooi
3. ze is koning van de schimmen
4. ze is één van de schimmen

r. 3 παίζουσαν

Waarmee congrueert dit participium?

1. με
2. ἀνθέμια

Welke twee Griekse woorden worden 

verbonden door de eerste καὶ in regel 4?

1. εἶδεν en ἠθέλησεν
2. με en ἀνθέμια
3. παίζουσαν en συλλέγουσαν
4. εἶδεν en αἱρεῖν

Welke twee Griekse woorden worden 

verbonden door de tweede καὶ in regel 4?

1. εἶδεν en ἠθέλησεν
2. με en μ᾽
3. ἀνθέμια en αὐτίκα
4. εἶδεν en αἱρεῖν

r. 6 ὄντα

Benoem de vorm.

1. nom. ev. vrl.
2. nom./acc. mv. onz.
3. acc. ev. vrl.
4. acc. ev. mnl.

Citeer de twee Griekse woorden uit r. 5-6 die aangeven wat Persephone van Hades vindt.

1. τον θεον en μεγαν
2. μεγαν en δεινον
3. Οὗτος en μ'
4. ἐδιωκε en φευγουσαν

Welke zin uit de eerste alinea zou het best als ondertitel voor dit beeld gebruikt kunnen worden?

1. r. 5-6 ὀντα
2. r. 6 Ὁυτος - φευγουσαν
3. r. 7-8 κατεπεσον
4. r. 8 εὐθυς -ἠνεγκεν r. 10

r. 8 ταῖς χερσίν

Welke functie heeft de dativus hier?

1. meewerkend voorwerp
2. hoort bij het werkwoord
3. reden waardoor
4. middel waarmee

Benoem persoon, getal, tijd en modus (ind/imp/ptc etc) van r. 11 ἠθελεν (afkorting zonder leestekens)

r. 12 του φωτος και τῆς μητρὸς

Waarom staan deze woorden in de genitivus?

1. genitivus- object
2. BWB met voorzetsel
3. bijvoeglijke bepaling

r. 16 μετα το δειπνον: citeer het Griekse tekstelement dat aangeeft waarom deze toevoeging van Hades heel belangrijk is (typ eerste en laatste woord met NL-letters met spatie ertussen)

r. 17 μονον δε κοκκους ἑξ ἐφαγον: waarom zou Persephone dit zeggen?

1. Ze wil benadrukken dat ze geen honger had
2. Ze lijkt te hopen dat dit minder erg is dan een grote maaltijd
3. Ze zet Hades neer als ongastvrij
4. Ze wil aangeven hoe lekker ze granaatappel vindt

Wat klopt?

1. Hades is de broer van Zeus en Persephone is zijn dochter
2. Hades is de zoon van Zeus en Demeter zijn zus
3. Demeter en Persephone zijn beide zussen van Zeus Persephone
4. Demeter is de zus van Hades en Zeus is de oom van Persephone

r. 27-28 μὲν ... δὲ

Geef de twee Nederlandse woorden (met alleen een 

spatie ertussen) die hier een tegenstelling vormen.

r. 26 το μεν ἡμισυ του ἐνιαυτου τῃ μητρι: Citeer het Griekse tekstelement (typ NL-letters, geen lidwoorden etc) uit het vervolg waarmee hetzelfde wordt aangeduid.

de uitspraak in r. 29-30 zou je kunnen bestempelen als een 'aetiologie', een mythologische verklaring voor een verschijnsel

1. Waar
2. Niet waar

Tekst 26 heb ik (achteraf)

heel goed begrepen

minder goed begrepen dan ik dacht

net zo goed begrepen als ik dacht

moet ik nog eens bestuderen

EINDE

Dit is het einde van Les 26.