2. oefenopgaven tijdvak 2 voortgangstoets

Oefenopgaven TIJDVAK 2 - voortgangstoets geschiedenis
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
geschiedenis (pabo)HBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefenopgaven TIJDVAK 2 - voortgangstoets geschiedenis

Slide 1 - Tekstslide

1. Het tweede tijdvak draagt de titel ‘tijd van …. en .…’.

Type de juiste begrippen in (zonder woordje 'en').

Slide 2 - Open vraag

2. Bekijk het pictogram van het tijdvak.

De afbeelding in de achtergrond (achter het witte icoontje) stelt een ...
A
tekst in Spijkerschrift voor.
B
Griekse tekst voor.
C
Latijnse tekst voor.
D
tekst in Egyptische hiërogliefen voor.

Slide 3 - Quizvraag


3. Over welke periode gaat dit tijdvak?
A
500-1000
B
1000-1500
C
<- 3000 v. Chr.
D
3000 v. Chr.-500 na Chr.

Slide 4 - Quizvraag

4. Voor de Nederlandse geschiedenis laten we de tijd van Grieken en Romeinen ook wel later pas starten: in -50 voor Chr. (NB handig als je een tijdbalk op schaal gaat tekenen!).

Waarom is het voor ons gebied best logisch de tijd van Grieken en Romeinen in -50 v Chr. te laten beginnen?

A
de Griekse koning Alexander de Grote verovert dan noordwest-Europa.
B
de Romeinen bereiken dan ons gebied en maken van de Rijn de noordgrens van het Romeinse Rijk.
C
de Germanen sluiten dan na een jarenlange oorlog vrede met de Romeinse keizer.
D
het trechterbekervolk gaat dan over tot het verbouwen van gewassen en fokken van dieren.

Slide 5 - Quizvraag


5. Hoelang geleden ontstonden de Limes
in ons gebied?
A
±2701 jaar geleden
B
±1971 jaar geleden
C
±2021 jaar geleden
D
±2071 jaar gelden

Slide 6 - Quizvraag


6. Bij welke begrip uit de tijdvaknaam hoort deze afbeelding?
A
Grieken
B
Romeinen

Slide 7 - Quizvraag


7. Welke nieuwe ontwikkeling in de
Griekse stadstaat Athene zie je hier afgebeeld?
A
geschiedschrijving
B
filosofie
C
democratie
D
natuurwetenschap

Slide 8 - Quizvraag


8. Welke onderwerpen horen bij de Germanen?
A
aquaducten en filosofen
B
burgerrechten en paardrijden
C
democratie en republiek
D
stammen en boerenleven

Slide 9 - Quizvraag

9. Welk woord hoort NIET in dit rijtje thuis:

Jupiter – christendom –
monotheïsme – Constantijn de Grote
A
Jupiter
B
christendom
C
monotheïsme
D
Constantijn de Grote

Slide 10 - Quizvraag

10. Welke oorzaak van de ondergang van het Romeinse Rijk toont deze kaart?
A
het afschaffen van de Romeinse vrede
B
de toenemende macht van de christenen
C
binnenvallen van vreemde volken
D
de afschaffing van de slavernij

Slide 11 - Quizvraag

11. Welke kenmerkend aspect (1x) hoort NIET bij de tijd van Grieken en Romeinen? Sleep deze naar het rode vlak.
NIET
I - De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en denken over burgerschap en politiek in Griekse stadstaat.
II -Ontstaan van de westerse wijsbegeerte.
III - De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
IV - De groei van het Romeinse Rijk waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
V - Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.
VI - De ontwikkeling van het christendom en jodendom als eerste monotheïstische godsdiensten.
VI -De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa.

Slide 12 - Sleepvraag

12. Welk canonvenster hoort bij dit tijdvak? Sleep deze naar het tijdvakicoon.
De Hanze
Willibrord
Romeinse Limes
Karel de Grote
Trijntje
Erasmus

Slide 13 - Sleepvraag


13. Plaats de ontwikkelingen in
de juiste chronologische
volgorde.
Begin bij wat eerst gebeurde.



1-De Grote Volksverhuizingen
2-De stadstaat Rome verovert huidige Italië
3-Athene, een belangrijke Griekse stadstaat
4-De prehistorie eindigt in de Lage Landen
5-In Mesopotamië ontstaan stadstaten
6-Het eerste schrift ontstaat

A
6, 5, 3, 2, 1, 4
B
3, 6, 5, 1, 4, 2
C
5, 6, 3, 2, 4, 1
D
5, 2, 6, 3, 4, 1

Slide 14 - Quizvraag

14. Is de uitspraak juist of onjuist?

'Archeologen hebben ook ten Noorden van
de Rijn veel Romeinse vondsten gedaan. '
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

15. Is de uitspraak juist of onjuist?

'In 394 werd het Christendom de staatsgodsdienst van de Romeinen en werden andere religies verboden.'
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag