pvtt & pvvt
1 / 24
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
PVTT staat voor....
A
praktisch voorstel tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm tijd toenemend
C
persoonsvorm tegenwoordige tijd
Slide 2 - Quizvraag
pvtt
Ik ...(worden) morgen 14.
Ik ...(worden) morgen 14.
A
word
B
wordt
C
werd
D
wort
Slide 3 - Quizvraag
Wie _____(durven) er niet in de achtbaan?
A
durfd
B
durft
C
durfdt
D
geen idee
Slide 4 - Quizvraag
PVTT
Beantwoor.... hij de post altijd
zo laat?
Beantwoor.... hij de post altijd
zo laat?
A
Beantwoord
B
Beantwoordt
C
Beantwoort
Slide 5 - Quizvraag
PVTT
Ik ben benieuwd hoe lang hij het uithou....
Ik ben benieuwd hoe lang hij het uithou....
A
uithoud
B
uithout
C
uithoudt
Slide 6 - Quizvraag
Wat ........... (vinden) je van mijn nieuwe schoenen?
A
vind
B
vindt
C
vint
Slide 7 - Quizvraag
Hij .... (werken) elke dag.
A
werk
B
werkte
C
werken
D
werkt
Slide 8 - Quizvraag
Ik ..... (vinden) dat helemaal niet.
A
vind
B
vindt
C
vond
D
vint
Slide 9 - Quizvraag
Welke van de vier opties is een pvtt?
A
loopt
B
gelopen
C
verhuisd
D
lopend
Slide 10 - Quizvraag
Ik (antwoorden) altijd snel
A
antwoord
B
antwoort
C
antwoorde
D
antwoordt
Slide 11 - Quizvraag
Ik beheers de pvtt.
😒🙁😐🙂😃
Slide 12 - Poll
Wat is het verschil tussen een sterk werkwoord en een zwak werkwoord?
Slide 13 - Open vraag
Wat kan NOOIT in de verleden tijd?
A
twee d's achter elkaar
B
twee t's achter elkaar
C
d en t achter elkaar
D
een sterk werkwoord
Slide 14 - Quizvraag
'vluchtte'
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 15 - Quizvraag
'bestelden'
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 16 - Quizvraag
'huurden'
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 17 - Quizvraag
Mijn ouders ... (zuchten) toen ze het hoorden.
A
zuchte
B
zuchtte
C
zuchten
D
zuchtten
Slide 18 - Quizvraag
Mijn moeder (horen) niets
A
hoorde
B
hoordde
C
hoor
D
hoorden
Slide 19 - Quizvraag
Het succes van deze gadget ______(verbazen) mij.
A
verbaasde
B
verbaasten
C
verbaaste
D
verbaazden
Slide 20 - Quizvraag
Ik beheers de pvvt.
😒🙁😐🙂😃
