BK1 Blok 5: Spreken, kijken en luisteren

Spreken, kijken en luisteren
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 11 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Spreken, kijken en luisteren

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les:

--> kun je het onderwerp van een tekst benoemen;

--> kun je een overtuigende tekst herkennen;

--> kun je een overtuigende tekst presenteren.

Slide 2 - Tekstslide

5.16 Onderwerp en spreekdoel (blz. 218)

Slide 3 - Tekstslide

Bekijk twee fragmenten
Opdracht 42, blz. 219

Slide 4 - Tekstslide

Bekijk de twee fragmenten.
Schrijf in één woord op wat het onderwerp is van beide fragmenten.

Slide 5 - Open vraag

Stel je voor: jij en je familie gaan in een groter huis wonen. Aan welk fragment heb je dan het meest?
Aan fragment 1 of 2?

Slide 6 - Open vraag

Welk spreekdoel past het best bij dat fragment?
A
Uitleg geven
B
Informeren
C
Overhalen

Slide 7 - Quizvraag

Opdracht 43, blz. 218

Slide 8 - Tekstslide

Bekijk het fragment.
Er komen verschillende mensen aan het woord. Aan wie willen zij iets vertellen?
A
Aan de bazin van de zeehondencrèche
B
Aan de inwoners Harlingen
C
Aan de kijkers op televisie

Slide 9 - Quizvraag

Lees de zinnen. Welke zin is waar?
A
De sprekers geven informatie over de verhuizing van de zeehondencrèche van Lenie ’t Hart.
B
De sprekers leggen uit hoe Lenie ’t Hart het best haar zeehondencrèche kan verhuizen.
C
De sprekers proberen Lenie ’t Hart over te halen om de zeehondencrèche naar Harlingen te verhuizen.

Slide 10 - Quizvraag

De inwoners van Harlingen maken eigenlijk reclame voor hun stad.
Welk spreekdoel hoort daar bij?
A
overhalen
B
informeren
C
uitleg geven

Slide 11 - Quizvraag

De sprekers vinden dat de zeehondencrèche naar Harlingen moet verhuizen. Noem één reden waarom Harlingen volgens hen de beste stad is.
De zeehondencrèche moet naar Harlingen verhuizen, omdat … .

Slide 12 - Open vraag

Hidde van Kersen van de Waddenvereniging zegt: ‘Harlingen is de toegangspoort tot het waddengebied... .’ Wat bedoelt hij daarmee?
A
Vanuit Harlingen kun je het waddengebied makkelijk bereiken.
B
Er is een poort in Harlingen, die naar het waddengebied gaat.

Slide 13 - Quizvraag

Extra oefenen:
Welke spreekdoelen

Je ziet en hoort verschillende fragmenten.

Welk spreekdoel hoort bij welk fragment:
informeren - amuseren - overhalen

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Spreekdoel overtuigen

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 44, blz. 220

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van dit programma?
A
Bioscoopbezoek
B
De beste acteur
C
De nieuwe James Bondfilm

Slide 22 - Quizvraag

Dit programma is voor...
A
Volwassenen
B
Kinderen

Slide 23 - Quizvraag

Dit weet ik, omdat.....

Slide 24 - Open vraag

Opdracht 45, blz. 220
We kijken nog 1 keer naar het filmpje: 

Slide 25 - Tekstslide

Wat wil de presentator aan de kijkers vertellen?
A
Hij wil iets uitleggen.
B
Hij wil vertellen wat er is gebeurd.
C
Hij wil zijn mening geven.

Slide 26 - Quizvraag

Welk spreekdoel past daarbij? Informeren, uitleg geven of overtuigen?

Slide 27 - Open vraag

Wat ben je over de film te weten gekomen?
Ik ben te weten gekomen waar de film over gaat, namelijk over ...

Slide 28 - Open vraag

Wat voor soort film is het?
A
Actiefilm
B
Komische film
C
Romantische film

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de mening van de presentator over deze film?
De presentator vindt deze film ...

Slide 30 - Open vraag

Opdracht 46, blz. 221
In je klapper

Slide 31 - Tekstslide

Overtuigen met argumenten
Als iemand wil overtuigen, zorgt hij eerst dat hij genoeg over het onderwerp weet. Daarna vormt hij zijn mening: hij bedenkt wat hij ervan vindt en waarom hij dat vindt. Want om de kijkers echt te kunnen overtuigen, moet hij bewijzen dat hij gelijk heeft. Hij moet goede argumenten (redenen) geven.

Slide 32 - Tekstslide

Spreekdoel: overtuigen
 Je komt overal het spreekdoel overtuigen tegen.
Welke argumenten worden er gegeven?

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Welk argument(en) worden er genoemd?

Slide 35 - Woordweb

Slide 36 - Video

Hoeveel goede argumenten geeft de presentator?

Slide 37 - Woordweb

Slide 38 - Video

Wat vindt hij van turnen?

Slide 39 - Woordweb

Slide 40 - Video

Vindt hij dat je van brood dik wordt?

Slide 41 - Woordweb

1

Slide 42 - Video

02:21
Wat denk je is de tester een eerlijke tester ?

Slide 43 - Woordweb

Wat vind je van de mening van deze man?

Slide 44 - Woordweb

3

Slide 45 - Video

00:50
Ben je het eens of oneens met deze jongen?

Slide 46 - Woordweb

01:00
Wat vind je van haar mening?

Slide 47 - Woordweb

01:02
Wat is denk je de mening van de oude man?

Slide 48 - Woordweb

Spreekdoel: overtuigen
Als je ergens een duidelijke mening over hebt, wil je graag dat anderen het met je eens zijn. Je vindt bijvoorbeeld een serie op televisie leuk en je vrienden kennen die serie niet. Je probeert hen er dan van te overtuigen dat het een geweldige serie is. Je vertelt waar het over gaat en waarom je de serie zo goed vindt.

Slide 49 - Tekstslide

Overtuigen met argumenten
Als iemand wil overtuigen, zorgt hij eerst dat hij genoeg over het onderwerp weet. Daarna vormt hij zijn mening: hij bedenkt wat hij ervan vindt en waarom hij dat vindt. Want om de kijkers echt te kunnen overtuigen, moet hij bewijzen dat hij gelijk heeft. Hij moet goede argumenten (redenen) geven.

Slide 50 - Tekstslide

Opdracht: Presentatie

Bereid een presentatie voor over jouw lievelingsfilm.

Je bent de presentator van het programma ‘De beste film van de wereld’. Je gaat de kijkers ervan overtuigen dat jouw lievelingsfilm de beste film van de wereld is. Je presentatie duurt 1 minuut. 


Slide 51 - Tekstslide

Stap 1: Voorbereiden
Zorg eerst dat je genoeg over het onderwerp weet. Zoek op het internet informatie over de film.

Wat is de titel van de film?
Wat voor soort film is het?
Wie is de hoofdpersoon of zijn de hoofdpersonen?
Schrijf in een paar zinnen op wat er in het verhaal gebeurt.
Doe dit kort op papier. 
1
timer
10:00

Slide 52 - Tekstslide

Stap 2: Geef je mening 
Je hebt in de vorige opdrachten informatie gezocht over jouw lievelingsfilm. Bedenk hoe je het publiek kunt overtuigen van jouw mening. Bedenk argumenten (redenen) waarom jij dit een goede film vindt.


Wat vind je goed aan dit soort films?
Wat vind je goed aan het verhaal?
Wat vind je goed aan de acteurs?

2
timer
10:00

Slide 53 - Tekstslide

Stap 3: Bereid je presentatie voor.

Vertel duidelijk …

  • over welke film het gaat,
  • wat voor soort film het is,
  • wie erin meespelen en
  • waar het verhaal over gaat.

Leg uit waarom je deze film goed vindt. Noem een paar redenen. Gebruik beoordelingswoorden. Maak hierbij een presentatie in google Classroom. Gebruik maar 1 pagina!
Praat met een enthousiaste intonatie.
3
timer
1:00

Slide 54 - Tekstslide

Presenteren!

Slide 55 - Tekstslide