bouwsteen 4, schrijven

Schrijven
Bouwsteen 4 paragraaf 2 schrijven
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Schrijven
Bouwsteen 4 paragraaf 2 schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

inhoud
Taalblokken bouwsteen 4
  • herhaling signaalwoorden 
  • theorie tekstverbanden
  • woordenschat 
  • schrijven nieuwsbericht
  • schrijven van een instructie
  • schrijven van een betoog.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

soort tekstverband
  • redengevend
  • tegenstellend
  • oorzaak-gevolg
  • chronologisch
  • opsommend
  • voorwaardelijk
  • toelichtend
  • doel-middel
  • vergelijkend
  • concluderend


bijpassend signaalwoord
  • omdat, want, daarom
  • maar, echter, toch
  • hierdoor, daardoor, waardoor
  • eerst, daarna, toen, vervolgens
  • en, bovendien, ook, verder, voorts
  • mits, tenzij, als, indien
  • zo, bijvoorbeeld, zoals
  • om te, daarvoor, zodat, opdat
  • net als, evenals
  • dus, zo zie je, al met al, vandaar

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul het signaalwoord in:
Je kunt die computer wel gebruiken, ..... je er maar geen grote bestanden mee downloadt.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Even herhalen:

Je gebruikt signaalwoorden om teksten beter te kunnen lezen. Welk verband zie je in voorgaande zin?
A
doel-middel
B
tegenstellend
C
opsommend
D
tijd

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als het woord "dus" in een alinea staat, dan gaat het om een ................... verband!

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de signaalwoorden naar de juiste tekstverbanden.
Kleine test
Voorbeeld
Tegenstelling
Oorzaak gevolg
Chronologie
daardoor
maar
neem nou
hoewel
eerst
onder andere
doordat
dat kwam door
vroeger
echter

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort er niet bij?
A
constant
B
permanent
C
voortdurend
D
vrijwel

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort er niet bij?
A
in verhouding tot
B
relatief
C
vergeleken met
D
volkomen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort er niet bij?
A
de notie
B
de voorkeur
C
het besef
D
het idee

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Permanent
Reputatie
De hetze
Fenomeen
Het belangrijkste probleem
Blijvend
Hoe er over iemand gedacht wordt
acties die ervoor zorgen dat mensen slecht over iemand denken
Verschijnsel
Opvallend
frappant
de crux

Slide 11 - Sleepvraag

Woordenschatoefening
nieuwsbericht
 De schrijver probeert in een nieuwsbericht altijd deze vragen te beantwoorden:
  1. Wat is er gebeurd?
  2. Wie heeft ermee te maken?
  3. Waar is het gebeurd?
  4. Wanneer is het gebeurd?
  5. Waarom is het gebeurd?
  6. Hoe is het gebeurd?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

wat?
waarom
wie betrokken?
wanneer?
Hoe?
waar?
Heumensoord Nijmegen
demonstratie asielzoekers
betere procedures/ omstandigheden/zakgeld
spandoeken/tralies
vanochtend
gemeente/overheid en asielzoekers

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijven van een instructie: 
* Duidelijke titel ( het onderwerp) 
* Uitleg in stappen; begin met werkwoord
* Beschrijf eventueel bij een stap het resultaat
* Gebruik nummers of puntjes en daarnaast signaalwoorden 
* Gebruik afbeeldingen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

welk verband is belangrijk bij het schrijven van een instructie?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

inleiding
argumenten
slot
tegenargument
dus
echter
al met al
namelijk
maar
daarom ben ik van mening
want
toch
omdat
kortom
Betoog: welke signaalwoorden gebruik je waar? 

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

inhoud van een betoog
In de inleiding schrijf je waar het om gaat en wat jouw standpunt is.

In de kern geef je 2 of meer argumenten die jouw standpunt ondersteunen.
Ook noem je een of meer mogelijke bezwaren van de tegenstanders en die probeer je te weerleggen (de ander ziet het dus verkeerd, of jouw argumenten wegen zwaarder).

In het slot geef je nogmaals aan dat je standpunt klopt met het belangrijkste argument.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf een betoog (min. 200 woorden)
 

  •  Voor elke school in Nederland: mobiel in de kluis of thuis! 
  • Supermarkten mogen alleen reclame maken voor gezond voedsel. 
  • Groepsopdrachten voor een cijfer moeten worden afgeschaft.
  • Studenten moeten zelf hun mentor kunnen kiezen.
  • Een alcoholist heeft geen recht op een donorlever. 
  • MBO leerlingen moeten verplicht 2 uur in de week sporten. 

Inleveren via de chat in teams. Vermeld duidelijk je naam en klas!

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies