bouwsteen 4, lezen en schrijven

lezen en schrijven
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

lezen en schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

soort tekstverband
  • redengevend
  • tegenstellend
  • oorzaak-gevolg
  • chronologisch
  • opsommend
  • voorwaardelijk
  • toelichtend
  • doel-middel
  • vergelijkend
  • concluderend


bijpassend signaalwoord
  • omdat, want, daarom
  • maar, echter, toch
  • hierdoor, daardoor, waardoor
  • eerst, daarna, toen, vervolgens
  • en, bovendien, ook, verder, voorts
  • mits, tenzij, als, indien
  • zo, bijvoorbeeld, zoals
  • om te, daarvoor, zodat, opdat
  • net als, evenals
  • dus, zo zie je, al met al, vandaar

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul het signaalwoord in:
Je kunt die computer wel gebruiken, ..... je er maar geen grote bestanden mee downloadt.

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Even herhalen:

Je gebruikt signaalwoorden om teksten beter te kunnen lezen. Welk verband zie je in voorgaande zin?
A
doel-middel
B
tegenstellend
C
opsommend
D
tijd

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als het woord "dus" in een alinea staat, dan gaat het om een ................... verband!

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de signaalwoorden naar de juiste tekstverbanden.
Kleine test
Voorbeeld
Tegenstelling
Oorzaak gevolg
Chronologie
daardoor
maar
neem nou
hoewel
eerst
onder andere
doordat
dat kwam door
vroeger
echter

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort er niet bij?
A
constant
B
permanent
C
voortdurend
D
vrijwel

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort er niet bij?
A
in verhouding tot
B
relatief
C
vergeleken met
D
volkomen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort er niet bij?
A
de notie
B
de voorkeur
C
het besef
D
het idee

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Permanent
Reputatie
De hetze
Fenomeen
Het belangrijkste probleem
Blijvend
Hoe er over iemand gedacht wordt
acties die ervoor zorgen dat mensen slecht over iemand denken
Verschijnsel
Opvallend
frappant
de crux

Slide 10 - Sleepvraag

Woordenschatoefening
nieuwsbericht
 De schrijver probeert in een nieuwsbericht altijd deze vragen te beantwoorden:
  1. Wat is er gebeurd?
  2. Wie heeft ermee te maken?
  3. Waar is het gebeurd?
  4. Wanneer is het gebeurd?
  5. Waarom is het gebeurd?
  6. Hoe is het gebeurd?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat?
waarom
wie betrokken?
wanneer?
Hoe?
waar?
Heumensoord Nijmegen
demonstratie asielzoekers
betere procedures/ omstandigheden/zakgeld
spandoeken/tralies
vanochtend
gemeente/overheid en asielzoekers

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onderdeel 2 instructie: (hoe doe je iets?)
* Duidelijke titel ( het onderwerp) 
* Uitleg in stappen; begin met werkwoord
* Beschrijf eventueel bij een stap het resultaat
* Gebruik nummers of puntjes en daarnaast signaalwoorden 
* Gebruik afbeeldingen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

welk verband is belangrijk bij het schrijven van een instructie?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

inhoud van een betoog
In de inleiding schrijf je waar het om gaat en wat jouw standpunt is.

In de kern geef je 2 of meer argumenten die jouw standpunt ondersteunen.
Ook noem je een of meer mogelijke bezwaren van de tegenstanders (ouders) en die probeer je te weerleggen (de ander ziet het dus verkeerd, of jouw argumenten wegen zwaarder).

In het slot geef je nogmaals aan dat je standpunt klopt met het belangrijkste argument.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

inleiding
argumenten
slot
tegenargument
dus
echter
al met al
namelijk
maar
daarom ben ik van mening
want
toch
omdat
kortom
Betoog: welke signaalwoorden gebruik je waar? 

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies