H. 17 en 18: Personages en omgeving

Personages
Je leert welke soorten personages er zijn. 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Personages
Je leert welke soorten personages er zijn. 

Slide 1 - Tekstslide


Ik weet wat een personage is en wat de kenmerken van typen en karakters zijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Personages
Hoofdpersonen en bijfiguren en boeken en films noem je personages. Je kunt ze onderverdelen in: 
1. Type
2. Karakter

Personages en karakters: uiterlijk en innerlijk zijn belangrijk voor een verhaal en beeldvorming. 

Slide 3 - Tekstslide

Type
1. hebben altijd dezelfde kenmerken
2. overdreven neergezet
3. eerlijk  of oneerlijk 

Slide 4 - Tekstslide

Karakters
1. Een personage wat op een ‘echt ‘ mens lijkt. 
2. Hoofdpersonen zijn meestal karakters.
3. Hebben goede en slechte eigenschappen.
4. Veranderen gedurende een verhaal.

Slide 5 - Tekstslide

Uiterlijk
Onder het uiterlijk van een personage verstaan we alles wat je aan de buitenkant ziet;
- lichaamsbouw / gedrag / relatie tot andere personages.

Slide 6 - Tekstslide

Innerlijk
Hiermee bedoelen we wat een personage denkt  en voelt. 

Slide 7 - Tekstslide

Personage of karakter?

Michiel uit oorlogswinter.
A
Type
B
Karakter

Slide 8 - Quizvraag

Personage of karakter?

Harry Potter
A
Type
B
Karakter

Slide 9 - Quizvraag

Personage of karakter?

Gargamel uit de smurfen
A
Type
B
Karakter

Slide 10 - Quizvraag

Check out-vraag:
Ik weet wat een personage is en wat de kenmerken van typen en karakters zijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

Fictie - ruimte
Doel:
Je leert hoe een schrijver spanning creëert met ruimtelijke beschrijvingen. 

Slide 12 - Tekstslide

Ik weet hoe een schrijver spanning creëert met ruimtebeschrijvingen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Ruimte - omgeving
* Ruimte is de omgeving waarin het verhaal zich afspeelt, waarin personages zich bewegen. 
* Onder ruimte verstaan we niet alleen fysieke ruimtes, zoals een slaapkamer of een park, maar alle omschrijvingen over de omgeving. 

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeelden
Voorwerpen: flikkerende lampen, een kerstboom, een ambulance voor de deur.
Geluiden: geraas van verkeer, een tikkende klok, een glas dat kapot valt.
Weer en seizoenen: stralende zon, miezer, bittere vrieskou. 
Tijdperken: het heden, een jaar (1940), een verre toekomst.
Culturen: typische Japanse gerechten, personages met een dialect, jongerencultuur. 


Slide 15 - Tekstslide

Beschrijven van ruimtes in een verhaal
Functie van ruimtes in een verhaal:
- gebeurtenissen te omschrijven of om 
- een bepaalde sfeer weer te geven.
- spanning creëren doordat het juist contrasteert met de beschreven gebeurtenissen. 

Slide 16 - Tekstslide

We gaan kijken naar scenes uit de film ‘ Vals’.

De 1e vraag: beschrijf de ruimte waarin deze scene zich afspeelt. Let op de hiervoor geleerde theorie. 


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Hoe wordt ‘ruimte’ in deze scene gebruikt?

Slide 19 - Woordweb

Slide 20 - Video

Welke kenmerken van spanning - ruimte wordt hier gebruikt?

Slide 21 - Woordweb

Ik weet hoe een schrijver spanning creëert met ruimtebeschrijving
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Huiswerk:

H. 17: maken vraag 1 t/m 8
H. 18: maken vraag 1 t/m 8


Slide 23 - Tekstslide