De vraag van consumenten naar een bepaald productsoort. Bijvoorbeeld een personenauto of koelkast.
B
De vraag naar producten of diensten die als doel hebben om de behoefte van de afnemer te bevredigen. Dit kan gezien worden als de algemene vraag, zoals de vraag naar onderwijs, vraag naar amusement of vraag naar vervoer.
C
Wanneer een afnemer of consument direct naar een eindproduct vraagt. De vraag naar personenauto’s valt er wel onder terwijl de vraag naar bedrijfsauto’s er niet onder valt.
D
De vraag naar producten die te maken hebben met genen. Zoals bijvoorbeeld DNA testen.
1 / 14
volgende
Slide 1: Quizvraag
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Wat is de generieke vraag?
A
De vraag van consumenten naar een bepaald productsoort. Bijvoorbeeld een personenauto of koelkast.
B
De vraag naar producten of diensten die als doel hebben om de behoefte van de afnemer te bevredigen. Dit kan gezien worden als de algemene vraag, zoals de vraag naar onderwijs, vraag naar amusement of vraag naar vervoer.
C
Wanneer een afnemer of consument direct naar een eindproduct vraagt. De vraag naar personenauto’s valt er wel onder terwijl de vraag naar bedrijfsauto’s er niet onder valt.
D
De vraag naar producten die te maken hebben met genen. Zoals bijvoorbeeld DNA testen.
Slide 1 - Quizvraag
Wat is de primaire vraag?
Slide 2 - Open vraag
Wat is de secundaire vraag?
Slide 3 - Open vraag
Wat is de afgeleide vraag?
A
De vraag naar een industrieel product die weer op zijn beurt bepaald wordt door de finale vraag. Bijvoorbeeld de consument vraagt om paarse fietsen en dat leidt tot een vraag naar grondstoffen, materialen en onderdelen
B
Wanneer een afnemer of consument direct naar een eindproduct vraagt. De vraag naar personenauto’s valt er wel onder terwijl de vraag naar bedrijfsauto’s er niet onder valt.
C
Een vraag die gesteld wordt wanneer iemand door iets afgeleid wordt.
D
De vraag van consumenten naar een bepaald productsoort. Bijvoorbeeld een personenauto of koelkast.
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Bereken de penetratiegraad. Mark heeft een bedrijf dat WC-papier verkoopt. Zijn bedrijf heeft dit jaar aan 2.000.000 verschillende mensen verkocht. In Nederland wonen op dat moment 17.000.000 mensen.
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Bereken de bezitsgraad. AUDI heeft in Nederland 882.000 auto's rondrijden. Er zijn in totaal 9.800.000 mensen met een rijbewijs.
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Tekstslide
Bereken het marktaandeel in de wereld Samsung heeft wereldwijd 280 miljoen telefoons verkocht. In de hele wereld zijn er in totaal 1,35 miljard telefoons verkocht.
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Bereken hoeveel producten er verkocht zijn bij break-even De vaste kosten zijn €30.000. De variabele kosten zijn €0,35 per product. Ze verkopen de producten voor €22,50.