VWO 1 Taalverzorging 1 h.2 2.3 hoofdletters en leestekens

Taalverzorging 1
2.2 hoofdletters en leestekens
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Taalverzorging 1
2.2 hoofdletters en leestekens

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen

  • Je leert hoofdletters, kleine letters en leestekens goed gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

  • Leestekens helpen je om een zin beter te kunnen begrijpen. 
  • Zonder hoofdletters, punten en komma's zou een tekst bijna onleesbaar zijn.


hallo hoe gaat het met jou goed en met jou met mij gaat het ook goed op welke dag zullen we afspreken of hebben we al een afspraak nee ik geloof het niet is maandag goed maandag is goed

Slide 3 - Tekstslide

  • Ook voor verschillen in betekenissen heb je leestekens nodig.


Ik zat op haar schoot en viel in slaap.

Ik zat op haar, schoot, en viel in slaap.
Ik hou van katten eten en tv kijken.

Ik hou van katten, eten en tv kijken.
Pas op Joost.

Pas op, Joost!.
Wij staan achter Oranje!

Wij staan achter, Oranje!

Slide 4 - Tekstslide


Leg uit de verschillen uit tussen de volgende twee zinnen.
De presentatrice van de modeshow droeg zelf niets, wat apart was.
De presentatrice van de modeshow droeg zelf niets wat apart was.

Slide 5 - Open vraag

hoofdletters en kleine letters

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdletters en kleine letters

  • Het eerste woord van een zin schrijf je altijd met een hoofdletter, net als namen.

  • Er zijn een paar uitzonderingen.
 





Slide 7 - Tekstslide

1.
Begint de zin met een apostrof? Dan schrijf je het tweede woord met een hoofdletter.
's Morgens ga ik zwemmen.
Begint de zin met een getal? Dan schrijf je geen hoofdletter.
72 procent rijdt door.
2.
Staat er een ander deel van de naam voor een tussenvoegsel van een naam? Schrijf het tussenvoegsel dan met een kleine letter.
Eva van Ham
mevrouw Ras-de Vries
Staat er geen deel van de naam voor het tussenvoegsel? Dan schrijf je wel een hoofdletter.
meneer El Hamdaoui
mevrouw Van Ham
3.
Merknamen schrijf je met een hoofdletter
een Apple, de Porsche
Woorden waarbij je niet meer aan de eigennaam denkt, schrijf je met een kleine letter.
coopertest, barbiepop
4.
Titels van boeken, series, films enzovoort beginnen met een hoofdletter.
het boek
De hongerspelen

Slide 8 - Tekstslide

Punt, vraagteken en uitroepteken

Slide 9 - Tekstslide

Punt, vraagteken en uitroepteken

Aan het eind van een zin zet je altijd een punt, vraagteken of uitroepteken.

regel
voorbeeld
punt
na een gewone zin

bij veel afkortingen

na een voorletter
Veel mensen hebben een huisdier.

o.a. (onder andere), enz. (enzovoort)

S.A. de Vries
vraagteken
na een vragende zin
Hoe laat is het?
uitroepteken
na een uitroep

na een waarschuwing

na een bevel
Wat leuk!

Kijk uit!

Kom hier!

Slide 10 - Tekstslide

1.
Begint de zin met een apostrof? Dan schrijf je het tweede woord met een hoofdletter.
's Morgens ga ik zwemmen.
Begint de zin met een getal? Dan schrijf je geen hoofdletter.
72 procent rijdt door.
2.
Staat er een ander deel van de naam voor een tussenvoegsel van een naam? Schrijf het tussenvoegsel dan met een kleine letter.
Eva van Ham
mevrouw Ras-de Vries
Staat er geen deel van de naam voor het tussenvoegsel? Dan schrijf je wel een hoofdletter.
meneer El Hamdaoui
mevrouw Van Ham
3.
Merknamen schrijf je met een hoofdletter.
een Apple, de Porsche
Woorden waarbij je niet meer aan de eigennaam denkt, schrijf je met een kleine letter.
coopertest, barbiepop
4.
Titels van boeken, series, films enzovoort beginnen met een hoofdletter.
het boek
De hongerspelen

Slide 11 - Tekstslide

juist
onjuist
Pieter Van Gaal
Pieter van Gaal
mevrouw Van Veen
mevrouw van Veen
'S avonds ga ik uit.
De film Titanic is mooi.
18 Jaar geleden kwam zij al hier.
harrypotterbril

Slide 12 - Sleepvraag

  • Gebruik van de dubbele punt.

Je gebruikt de dubbele punt voor een opsomming.

  • een opsomming
     Er zijn drie soorten beleg: ham, kaas en jam.

Slide 13 - Tekstslide

komma's

Slide 14 - Tekstslide

  • komma's bij een opsomming. 

  • Als je meerdere dingen opsomt, gebruik je 'en' of 'of' tussen de laatste twee dingen die je opsomt:
    ... , ... , … en …
    … , … , of ...

We kochten gebakjes, cola, chips en bitterballen.
Lust je cola, sinas of appelsap?



Voor en en of schrijf je geen komma!

Slide 15 - Tekstslide

  • komma's bij een opsomming

  • Som je maar twee dingen op dan gebruik je geen komma.
     
    Ik houd van pizza en sushi.




Slide 16 - Tekstslide

  • De komma tussen bijvoeglijk naamwoorden  


  • Gebruik een komma tussen bijvoeglijke naamwoorden die van plek kunnen wisselen.

     Dat is een leuk, grappig verhaal.


Slide 17 - Tekstslide

  • De komma na een naam, aanhef of uitroep aan het begin van de zin. 

     Poeh, moet dat allemaal naar boven?


  • De komma voor een naam, aanhef of uitroep aan het begin van de zin. 

    Komt u maar, meneer De Jong.


Slide 18 - Tekstslide


Neem de zin over en gebruik hoofdletters, punt en komma's waar nodig.

we kunnen gaan schaatsen skiën langlaufen of snowboarden


Slide 19 - Open vraag


Neem de zin over en gebruik hoofdletters, punt en komma's waar nodig.

bah dat is echt vervelend


Slide 20 - Open vraag


Neem de zin over en gebruik hoofdletters en komma waar nodig.

meneer de jager is een aardige intelligente man


Slide 21 - Open vraag


Neem de zin over en gebruik hoofdletters, dubbele punt en komma waar nodig.

we kregen drie maaltijden ontbijt lunch en diner


Slide 22 - Open vraag


Hoe vond je de opdrachten gaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll