Argumenteren, herhaling § 19 (overtuigen) en 20 (argumentatiestructuren)
Voorbereiding laatste toetsweek
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5
In deze les zitten 33 slides, met tekstslides en 3 videos.
Onderdelen in deze les
Argumenteren, herhaling § 19 (overtuigen) en 20 (argumentatiestructuren)
Voorbereiding laatste toetsweek
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Lesdoelen
Je weet na deze les en na het zelfstandig doornemen en oefenen met § 19 t/m 21 wat standpunten, (tegen)argumenten, feitelijke en waarderende argumenten, weerleggingen, argumentatieschema's en argumentatiestructuren zijn
Je kunt deze zaken uit teksten halen en toepassen
Slide 23 - Tekstslide
Welke vragen kun je in de toetsweek over argumenteren verwachten?
Wat is het standpunt van de schrijver over x?
Welk argument (of welke argumenten) gebruikt de schrijver om zijn mening in al. y te onderbouwen? En welke sub-argumenten?
Waarmee weerlegt de schrijver het tegenargument?
Van welke argumentatiestructuur is in al. z sprake?
Teken de argumentatiestructuur van al. p?
Van welke drogredeneringen is er sprake in in al. q t/m r?
Etc.
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Video
Let op:
in het filmpje is sprake van feitelijke en niet-feitelijke argumenten
niet-feitelijke argumenten worden ook wel waarderende argumenten genoemd
Slide 26 - Tekstslide
Agumentatiestructuren (let op: het volgende uitlegfilmje is een klein beetje verouderd) bundel: p 63
Enkelvoudig arg. structuur (klopt)
Onderschikkende arg. structuur (klopt)
Nevenschikkende arg. structuur
a) onafhankelijk (noemt Kuijpers 'meervoudig')
b) afhankelijk (noemt Kuijpers 'nevenschikkend')
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Video
Agumentatieschema's: verschillende soorten argumenten (p. 67 examenbundel e.v.)
Argumentatie o.b.v. autoriteit
Argumentatie o.b.v. kenmerk of eigenschap
Argumentatie o.b.v. oorzaak en gevolg
Argumentatie o.b.v. vergelijking
Argumentatie o.b.v. voorbeelden
Argumentatie o.b.v. voor- en nadelen
Slide 29 - Tekstslide
Huiswerk voor donderdag 10 december
Neem de theorie in examenbundel door:
v.a. p. 62 t/m 72 (tot aan par. 4, drogredenen)
Maak alle tussenliggende opdrachten in je schrift
Neem je examenbundel en schrift mee naar de les!
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Video
Afronding
Wat is een standpunt?
Welke signaalwoorden horen hierbij?
Wat is een (tegen)argument?
Welke signaalwoorden horen hierbij?
Wat is een weerlegging?
Wat zijn feitelijke argumenten? En wat zijn waarderende argumenten?
Wat zijn argumentatieschema's?
En, tot slot, wat zijn argumentatiestructuren? Welke drie hoofdsoorten ken je?
Slide 32 - Tekstslide
Keuze les / gang
Advies: doe in de les mee
Je mag eventueel op de gang, onder de volgende voorwaarden:
Je wacht tot ik Som heb ingevoerd, gecontroleerd heb of je spullen bij je hebt en je hw hebt gemaakt en je noteert daarna ZELF je naam op het bord
Je bent er zelf voor verantwoordelijk dat je goed voorbereid bent op de toets (tw 2)
je stoort anderen niet en je draagt een mondkapje
je blijft bij het lokaal in de buurt (als ik op de gang kijk, wil ik je kunnen zien. Is dat niet zo, dan zet ik je alsnog op 'absent')