5. 12 feb: standpunt en argument (hst 10), argumentatiestructuur en -schema (hst 11)

Communiceren doe je samen 2
Welkom havo 5

Op tafel:
Map/schrift, pen, examenbundel

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Communiceren doe je samen 2
Welkom havo 5

Op tafel:
Map/schrift, pen, examenbundel

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.

Slide 1 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
  • Mededeling
  • Startopdracht
  • Standpunt en argument (hst 10)
  • Argumentatie (hst 11) 
Vandaag woensdag 12 februari:

Slide 2 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Mededeling: online oefenen/leren

  • https://www.bruuttaal.nl/
  • https://www.youtube.com/@ArnoudKuijpers
  • https://www.cambiumned.nl/
  • https://examenbundel.nl/
  • https://www.examenoverzicht.nl/havo/vakken/nederlands

Slide 3 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Startopdracht
Geef aan of de volgende uitspraken feitelijk of waarderend zijn: 
  1. De PVV is geen democratische partij, ik zal er dus nooit op stemmen.
  2. Ik doe liever geen eindexamen, want ik kan niet goed tegen die spanning.
  3. Zo'n schilderij van Munch is altijd een beleving, of hij nou in het Rijks hangt of in de buitenlucht. 
timer
2:00

Slide 4 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Startopdracht - bespreken
Geef aan of de volgende uitspraken feitelijk of waarderend zijn: 
  1. De PVV is geen democratische partij, ik zal er dus nooit op stemmen. > feitelijk
  2. Ik doe liever geen eindexamen, want ik kan niet goed tegen die spanning. > waarderend
  3. Zo'n schilderij van Munch is altijd een beleving, of hij nou in het Rijks hangt of in de buitenlucht. > waarderend 

Slide 5 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Huiswerk bespreken

Maak vraag 9 t/m 13 + 16 op pg 55. 
Vraag 9: 
Aanduiden van het onderwerp > wat is het onderwerp? 
  • versnelling
onder woorden brengen van een constatering > Wat is de constatering? 
  • alles is versneld > aan welk signaalwoord zie je dit? 
  • immers

Slide 6 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Huiswerk bespreken

Maak vraag 9 t/m 13 + 16 op pg 55. 
Vraag 16: 
  • Let op: voor de hele zin 25 woorden! 
  • Onze maatschappij wordt tegenwoordig gekenmerkt door versnelling en ... (dit zijn er dus al 8)
  • Je moet hier iets zeggen over dat 'versnellen' een minder goede kant heeft. Vanaf alinea 5 vertelt de schrijver dit.  

Slide 7 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Standpunt en argumenten (hst 10)

Feitelijke uitspraak: 
  • De uitspraak is te controleren. 
  • Let op: de uitspraak hoeft niet waar te zijn!
  • Bijv: Op de Nederlandse televisie boeken soaps de beste kijkcijfers. 

Waarderende uitspraak: 
  • De uitspraak bevat een mening van een persoon. 
  • Bijv: Op tv zijn soaps het allerleukst om te kijken.  

Slide 8 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Standpunt en argumenten (hst 10)

Argumentatie op basis van: 
controleerbare feiten
voorbeelden
vergelijking
ervaring
...

Tip: zorg ervoor dat je echt dicht op de tekst blijft. Laat je eigen mening of ideeën erbuiten.  

Slide 9 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Standpunt en argumenten (hst 10)

Maak opdracht 26 t/m 30, hierna bespreken.
timer
8:00

Slide 10 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Argumentatie en -schema (hst 11)
4 soorten argumentatie(structuren). 

  • Je moet weten wat de verschillen zijn in argumentatie; 
  • Je moet de argumentatie zelf kunnen invullen in een structuur: 

Slide 11 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2

Slide 12 - Tekstslide

Argumentatiestructuur: manier waarop argumentatie is opgebouwd.

Argumentatiestructuren:
- Enkelvoudig
- Onderschikkend
- Nevenschikkend
          - onafhankelijk
          - afhankelijk


Maak aantekeningen!

Slide 13 - Tekstslide

Ik zou maar een paraplu meenemen, want het gaat zo regenen. 
Enkelvoudige argumentatie: 
Een standpunt wordt ondersteund met één argument. 

Slide 14 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie:
Er wordt één argument ondersteund met één of meerdere ander(e) subargument(en). 
Iedereen zou moeten stoppen met roken, want roken is ontzettend slecht voor de gezondheid, want roken kan zorgen voor hart- en vaatziekten.

Slide 15 - Tekstslide

 Nevenschikkend: meerdere argumenten
- onafhankelijk: argumenten staan los van elkaar
- afhankelijk: argumenten kunnen niet los van elkaar

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld 1. 
Iedereen zou moeten stoppen met roken, want roken is ontzettend slecht voor je gezondheid en kost veel geld.

  • Iedereen zou moeten stoppen met roken (standpunt), want roken is ontzettend slecht voor je gezondheid (arg 1) en roken kost veel geld (arg 2). 

argumentatiestructuur: 
  • onafhankelijk nevenschikkend

1. Benoem het standpunt en de argumenten. 
2. Benoem de argumentatiestructuur.

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld 2. 
Op dat feestje stond de muziek stond heel hard en ik kan niet goed tegen veel geluid. Ik vond het dus geen leuke avond. 

  • Op dat feestje stond de muziek stond heel hard (arg 1) en ik kan niet goed tegen veel geluid (arg 2). Ik vond het dus geen leuke avond (standpunt). Argument 1 en 2 slaan op elkaar. 

argumentatiestructuur:
  • afhankelijk nevenschikkend
1. Benoem het standpunt en de argumenten. 
2. Benoem de argumentatiestructuur.

Slide 18 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Argumentatieschema = 
Het verband tussen het argument en het standpunt. 
Op zes verschillende manieren: 

1. Oorzaak & gevolg (causaliteit)
2. Kenmerk of eigenschap
3. Voor- en nadeel
4. Vergelijking
5. Algemene uitspraken en voorbeelden
6. Autoriteit

Slide 19 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Argumentatieschema = 
Het verband tussen het argument en het standpunt. 
Op zes verschillende manieren: 

1. Oorzaak & gevolg (causaliteit)
2. Kenmerk of eigenschap
3. Voor- en nadeel
4. Vergelijking
5. Algemene uitspraken en voorbeelden
6. Autoriteit
Met welk schema heb je te maken? >> Stel kritische vragen, zoals: 
Is het wel kenmerkend?
Zijn er ook verschillen? Zijn die groter dan de overeenkomsten?
Leidt de oorzaak wel tot het gevolg?

Slide 20 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Standpunt en argument (hst 10)

Maak opdracht 17, 18 op pg 55.
Hierna bespreken.
timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
feitelijk
waarderend
standpunt
argument
argumentatiestructuur
argumentatieschema

Slide 22 - Tekstslide