Les 4 Industriele samenleving

les 4 industriele samenleving
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

les 4 industriele samenleving

Slide 1 - Tekstslide

Organisatie tijd
Katern en pen op tafel

timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Lees/ Verwerkingstijd
Lees 17-18 van het katern. Klaar?
Ga verder met de vragen in je 
werkboekje
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Lestijd 10 min

Slide 4 - Tekstslide

H2. De industriële Revolutie in Nederland 
 
  • Ik kan uitleggen door welke twee factoren de Industriële Revolutie in Nederland pas laat op gang kwam.
  • Ik kan uitleggen wat specialisatie is en uitleggen wat het voordeel van specialisatie is.
  • Ik kan een beschrijving geven van de industrie in Noord-Brabant in de 19e eeuw.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Nederland liep achter
In Nederland begon de Industriële Revolutie pas laat.
Andere Europese landen, zoals Engeland en België, hadden al volop fabrieken, spoorwegen en kanalen. 

Mensen in Nederland ergerden zich flink aan deze achterstand.
Vroeger, in de Gouden Eeuw, was de Republiek het machtigste en rijkste land ter wereld. Nu, twee eeuwen later, was er weinig over van die geweldige economie. In de steden waren mensen arm...  

Slide 8 - Tekstslide

Leer- en schoenenindustrie in Noord-Brabant
  • Veel boerenzoons hadden een aanvullend beroep, bijvoorbeeld als leerlooier.
    In Noord-Brabant werd veel leer gemaakt, daarom waren hier ook veel schoenmakers. 
  • Vanaf 1860 ging schoenmaken steeds meer met machines.
    De schoenmakerij in Noord-Brabant werd daardoor steeds groter: de werkplaatsen groeiden uit tot fabrieken
  • In de fabriek kon iedere arbeider zich specialiseren in één onderdeel van het werk. Dus bijvoorbeeld zolen stikken, hakken plaatsen. Iedere arbeider maakt één onderdeel van de schoen. 
Dit in tegenstelling tot het oude 'vakmanschap'  waar de schoen door één persoon, de schoenmaker,  gemaakt werd. 

Slide 9 - Tekstslide

Katoen en wol:  Een wereld van verschil
  • De grootste fabrieken in Nederland waren textielfabrieken.
    Textiel
    werd in de negentiende eeuw gemaakt van twee grondstoffen: katoen en wol.   
  • De meeste katoenindustrie zat in Oost-Nederland, in Twente.  Hier werkten rond 1900 meer dan 10.000 arbeiders in de textielindustrie.  Een groot deel van de productie was bestemd voor de export, o.a. naar Nederlands-Indië.  

Je weet waar in Nederland de textielindustrie ontwikkelde en een beschrijving geven van beide gebieden.

Slide 10 - Tekstslide

Katoen en wol: een wereld van verschil


  • Tweederde van alle wolfabrieken zat in één stad: Tilburg.
    In dat gebied weefden boeren al eeuwen wollen stoffen.    
  • De eerste fabriek met een stoommachine werd er in 1827 geopend.
  • De meerderheid van de wevers bleef echter nog lang thuis werken, in plaats van in een fabriek. Deze huisnijverheid bleef in Tilburg lang bestaan. 

Je weet waar in Nederland de textielindustrie ontwikkelde en een beschrijving geven van beide gebieden.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wereldhandel
  • Aan het eind van de negentiende eeuw ontstonden er Nederlandse bedrijven die over de hele wereld handelden, zoals Unilever en Shell.
    Beide bedrijven zijn ontstaan na een fusie met concurrerende bedrijven. 
  • Shell koos Rotterdam uit als de plek om de ruwe olie op te slaan en te verwerken.
  • Nog steeds is de petrochemische industrie in Pernis (Rotterdam), met veel olieraffinaderijen, belangrijk voor de economie.

Je kan uitleggen hoe Nederlandse bedrijven door fusies met concurrerende bedrijven aan wereldhandel konden gaan doen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Weinig industrie in Nederland
  • Sommige Nederlandse bedrijven deden het enorm goed. Toch was er in Nederland minder industrie dan in veel andere Europese landen.  
  • In 1880 werden in Engeland zeventig keer zoveel fabrieks -producten gemaakt als in Nederland.
  • De fabrieksproductie in België was in 1880 vier keer groter dan die in Nederland.
  • Tussen 1880 en 1913 groeide de Nederlandse industrie snel, maar het verschil met de buurlanden bleef groot.

Slide 17 - Tekstslide

Pauzemomentje
timer
4:00

Slide 18 - Tekstslide

Werktijd max. 20 min.
  1. Maak de opdrachten bij les 3 in het werkboek af en ga verder met de vragen bij les 4.
  2. Stel vragen als je er niet uitkomt
  3. Klaar? Kijk wat je alvast voor de volgende les kunt doen. 
timer
20:00
timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Afsluiting
Schrijf 3 woorden op die je deze les hebt geleerd en licht deze toe
timer
5:00

Slide 20 - Tekstslide