Week 24 G3 Wechselpräpositionen Teil II

Was machen wir heute?
1. Wann habt ihr die Prüfung von Periode 4?
2. Lied: ...
3. Buch: Was bisher geschah ...
4. Grammatik: Wechselpräpositionen
5. Hausaufgaben
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Was machen wir heute?
1. Wann habt ihr die Prüfung von Periode 4?
2. Lied: ...
3. Buch: Was bisher geschah ...
4. Grammatik: Wechselpräpositionen
5. Hausaufgaben

Slide 1 - Tekstslide

Prüfung Periode 4

Woche 28 in der Serrestunde!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Was wird im Text über den Lieblingsmensch gesagt?

Slide 4 - Woordweb

Wer ist dein Lieblingsmensch? Schreibe einige Eigenschaften auf?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

Wie lernen die Kinder Französisch?

Slide 7 - Open vraag

Wer ist Tante Alice?

Slide 8 - Open vraag

Welche Fragen würdet ihr zu Kapitel 13/14 stellen?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wer hat sich eine Eselsbrücke zum Einprägen dieser Reihe ausgedacht?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Die Katze liegt unter ... Bett.
A
das (+4)
B
C
dem (+3)

Slide 16 - Quizvraag

René fährt in ... Stadt.
A
die (+4)
B
C
der (+ 3)

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Maria sitzt ... Fenster.
A
an das/ans (+4)
B
an dem/am (+3)

Slide 19 - Quizvraag

Ich hänge das Gemälde neben ...Tür.
A
die (+4)
B
der (+3)

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Das Fest findet ... Frühling statt.
A
in den (+4)
B
in dem/im (+3)

Slide 22 - Quizvraag

Dieses Jahr fällt der 1. Mai auf ein... Montag.
A
einen (+4)
B
einem (+3)

Slide 23 - Quizvraag

Dus..
Wo?   >   zich bevinden op plaats & in toestand = +3
Wohin?  >  gaan/komen/brengen naar plaats of toestand = +4
Wann?  >  +3  (behalve auf & über)

Slide 24 - Tekstslide

MAAR WAT MOET JE HIERMEE?
Ik reis op eigen kosten  ('auf')
Hij leeft boven zijn stand  ('über')
De spelers hopen op de overwinning?   ('hoffen auf')
Zij is bang voor een klimaatsverandering  ('Angst haben vor')

Slide 25 - Tekstslide

Twijfelgevallen ontstaan bij...
Figuurlijk taalgebruik
&
werkwoorden en uitdrukkingen met vaste voorzetsels

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Dus bij twijfel..
7 vaste vrienden: an, hinter, neben, in, vor, unter, zwischen
&
2 lijdende broeders: auf, über  (AÜ!!)

Slide 28 - Tekstslide

Er freut sich über sein.. Sieg.
A
seinem (+3)
B
seinen (+4)

Slide 29 - Quizvraag

Ich weiß nicht, was ich an .. habe.
A
ihm (+3)
B
ihn (+4)

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Video

Danke für eure Aufmerksamkeit


Hausaufgaben für nächste Woche:
Lesen bis Seite 179.

Slide 32 - Tekstslide