Les 57 (10-05)

• Frans
• Middelbare school

Les 57

Programme

• Presentie
• Bez. voornaamwoord
• Au travail!

• Afsluiting 

Lesdoelen

Na de les...

...kun je benoemen wat een bezittelijk voornaamwoord ook alweer was. 

...kun je vertellen hoe je 'mijn' vertaalt naar het Frans. 

...kun je het bezittelijk voornaamwoord gebruiken in een spelvorm. 

Wat weten jullie nog?

Laten we eens even kijken naar de volgende invuloefening: 

Sleep de juiste vormen van 'mijn' naar de juiste plaats in de tekst:

Je suis en vacances avec ______________ parents. 

___________mère lis un livre et _____________ père

nage (zwemt).

mon

mes 

ma

Wat is een bezittelijk voornaamwoord ook alweer?

'Ton oncle, Ta tante, Tes oncles/tantes'

Waarom verandert 'jouw' zo vaak van vorm?

Bezittelijk voornaamwoord -blz 46 werkboek A, leerjaar 2

Ok. Dus het bez. vnw vertelt iets over bezit en verandert van vorm naargelang aantal en geslacht van het zelf. nw. 

We kennen nu mon, ma, mes en 

ton, ta, tes.

De rest ziet er als volgt uit: 

Waarom hebben 'onze', 'jullie' en 'hun' maar 2 vormen?

Let op:

Mon amie (vrl. ev)                           Mon histoire (vrl. e.v)

mon = mannelijke vorm (mon, ma mes)

• Als het zelfstandig naamwoord begint met een klinker of stomme h, dan gebruik je de mannelijke vorm van mijn, jouw en zijn/haar: mon, ton son. Ook als is het woord vrouwelijk!

Ook opletten bij:

Son

Paul a un père. C'est son père.                  Het is zijn vader.

Laura a un père. C'est son père.               Het is haar vader. 

• Son betekent zijn of haar. Sa betekent óók zijn of haar. Je moet dus goed kijken naar het geslacht van het zelfstandig naamwoord om tot de juiste vorm van zijn/haar te komen. 

Ter afsluiting:

Laten we eens naar de volgende video op Grandes Lignes kijken. 

Nu gaan jullie oefenen:

Kijk naar de volgende afbeelding. Werk in tweetallen (break out rooms). Zoek een online dobbelsteen op. Begin bij 'Départ'. Gooi de dobbelsteen: het aantal ogen bepaalt het bez. vnw. Vervang 'le frère' voor bijv. 'leur frère'. Goed: 1 vakje verder, fout: 1 vakje terug.

Wie bereikt als eerste het vakje 'fin'? 

1: mijn

2: jouw

3: zijn/haar

4: onze

5: jullie / uw

6: hun

Au travail!

Faire ex. 30d, e + 31a, b, d. 

Devoirs

ex. 30d, e + 31a, b en d

apprendre bez. vnw. blz 46, leerjaar 2A

bestudeer: Phrases Clés C en G

Formatief toetsje: a.s woensdag.