Present Simple en Present Continuous

Present Simple 
en 
Present Continuous
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Present Simple 
en 
Present Continuous

Slide 1 - Tekstslide

De present continuous is....
A
nu aan de gang
B
een gewoonte of een feit

Slide 2 - Quizvraag

I
You
He/she/it
We
You
They
Am
Is
Are

Slide 3 - Sleepvraag

Welke is de Present Continuous? Welke geeft aan dat iets nu gebeurd.
A
I work on Saturday.
B
She is working at the moment.
C
You worked on Saturday.

Slide 4 - Quizvraag

Welke is de Present Continuous? Welke geeft aan dat iets nu gebeurd.
A
Our dogs are chasing the ball.
B
The dog barks at that man.
C
Our dogs barked all night.

Slide 5 - Quizvraag

Welke is de Present Continuous? Welke geeft aan dat iets nu gebeurd.
A
Harry talked to him.
B
Harry talks to his best friend.
C
Harry is talking to his best friend.

Slide 6 - Quizvraag

Vul de present continuous in
I .......................... to him at the moment.
A
am listen
B
am listening
C
listen

Slide 7 - Quizvraag

Vul de present continuous in
Ron ............................. home.
A
is walk
B
is walking
C
walks
D
walk

Slide 8 - Quizvraag

Vul de present continuous in
you ......................... me English.
A
are teaching
B
are teach
C
teach
D
teaches

Slide 9 - Quizvraag

Vul het antwoord in met de present continuous.
We ____________ (read) a book right now.

Slide 10 - Open vraag

Vul het antwoord in met de present continuous.
I __________(do) my homework at the moment.

Slide 11 - Open vraag

Hoe zeg ik dat ik dit NIET doe?
She is walking her dog.

Slide 12 - Open vraag

Hoe zeg ik dat ik dit NIET doe?
My parents are swimming in the pool.

Slide 13 - Open vraag

Hoe VRAAG ik dit?
Lilly is listening to music.

Slide 14 - Open vraag

Hoe VRAAG ik dit?
They are drinking coffee.

Slide 15 - Open vraag

Wat was dan de present simple?
A
een gewoonte of een feit
B
iets dat je nu doet
C
het verleden

Slide 16 - Quizvraag

Welke regel hoort bij de present simple?
A
am - is - are + ing achter werkwoord
B
shit regel: werkwoord + s
C
werkwoord + ed

Slide 17 - Quizvraag

Welke zin is een gewoonte?
A
I am walking to school.
B
I walked to school yesterday
C
I always walk to school.

Slide 18 - Quizvraag

Welke zin is een gewoonte?
A
Jim never listens to rap music
B
Jim is listening to rap music.
C
Jim listened to rap music.

Slide 19 - Quizvraag

I ....... (walk) to school.
She ....... (walk) to school.
James....... (run) to school.
My sisters....... (run) to school.
walks
runs
run
walk

Slide 20 - Sleepvraag

I am working right now.
A
present simple
B
present continuous

Slide 21 - Quizvraag

Present Simple or continuous?
Grass is green.
A
Present Simple
B
Present Continuous

Slide 22 - Quizvraag

Present simple or continuous?
She is a painter.

A
present simple
B
present continuous

Slide 23 - Quizvraag

Present Simple or Present Continuous

Is Jeffrey working at the moment?
A
present simple
B
present continuous

Slide 24 - Quizvraag

Ik begrijp deze onderdelen nu een beetje beter.
A
ja
B
mwah
C
nee

Slide 25 - Quizvraag

Audience
A
buiten
B
open lucht
C
publiek
D
mensen

Slide 26 - Quizvraag

mist in het Engels
A
sunny
B
rainy
C
windy
D
fog

Slide 27 - Quizvraag

gezond in het Engels
A
healthy
B
healhy
C
healty
D
helthy

Slide 28 - Quizvraag

sunny
A
schildpad
B
winkelen
C
bijnaam
D
zonnig

Slide 29 - Quizvraag

Wat is 'bloeden' in het Engels?
A
blooding
B
bloods
C
bleed

Slide 30 - Quizvraag

Maaltijd in het Engels is?
A
Dinner
B
Breakfast
C
Meel
D
Meal

Slide 31 - Quizvraag

Groenten
in het Engels
A
Candy
B
Greenhouse
C
Vegetables
D
Table

Slide 32 - Quizvraag

griep in het Engels
A
flu
B
fever
C
puffy eyes
D
rash

Slide 33 - Quizvraag

My brother is afraid of thunder.
Vertaal: thunder
A
bliksem
B
donder
C
mist
D
onweer

Slide 34 - Quizvraag

kiespijn in het Engels
A
headache
B
sore throat
C
runny nose
D
toothache

Slide 35 - Quizvraag

Hoe schrijf ik
Maag
in het Engels
A
Bench
B
Back
C
Legs
D
Stomach

Slide 36 - Quizvraag

to record (record)
A
registreren
B
vastleggen
C
luisteren
D
opnemen

Slide 37 - Quizvraag

eieren in het Engels:
A
bread
B
cheese
C
eyes
D
eggs

Slide 38 - Quizvraag

Wat betekent 'popular'?
A
muzikant in de popwereld
B
populair
C
populier

Slide 39 - Quizvraag

Vertaal naar het Engels: afspraak
A
apointment
B
appointment
C
date
D
fever

Slide 40 - Quizvraag

Wat betekent broodje in het Engels?
A
Sandwich
B
A loaf of bread
C
Carrots
D
Bun

Slide 41 - Quizvraag

lightning
A
donder
B
lamp
C
bliksem
D
licht

Slide 42 - Quizvraag

Vertaal het volgende woord naar het Engels; Sla
A
Lettuce
B
Lamp
C
Cucumber
D
healthy

Slide 43 - Quizvraag

Wat is ziek in het Engels
A
sick
B
ill
C
not good
D
hyped

Slide 44 - Quizvraag