Herhaling 2, 3, 4

Vandaag
Herhaling §2, 3, 4
Oefenen
Zelfstandig werken 
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
Herhaling §2, 3, 4
Oefenen
Zelfstandig werken 

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdletters
Wanneer gebruik je een hoofdletter?
  • Begin van de zin
  • Als de zin met 's begint. 's Morgens
  • Bij namen
  • Bij woorden die van namen zijn gemaakt

Slide 2 - Tekstslide

Neem de woorden over die beginnen met een hoofdletter:
audi - auto - ford - renault

Slide 3 - Open vraag

Neem de woorden over die beginnen met een hoofdletter:
bilal - karel - kerel - yvonne

Slide 4 - Open vraag

Leestekens: komma
Hoe gebruik je komma's? 
  • Tussen de delen van een opsomming
  • Tussen twee persoonsvormen
  • Voor voegwoorden 

Slide 5 - Tekstslide

Waarom staat er een komma in de zin?
De lekkerste omeletten maak je met ham, kaas en ananas.

Slide 6 - Open vraag

Waarom staat er een komma in de zin?
Kan ik je oplader even lenen, want ik ben de mijne vergeten.

Slide 7 - Open vraag

Waarom staat er een komma in de zin?
Doordat de spoorbomen niet meer opengingen, ontstond er een lange file.

Slide 8 - Open vraag

Dubbele punt en aanhalingstekens
Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken. 
Een dubbele punt gebruik je op twee manieren.
  1. Als je iets aankondigt of opsomt --> Ik kreeg een aantal cadeautjes: scheenbeschermers, kousen en een voetbalsok
  2. Als je iemand citeert --> Jasper zei: 'Morgen ben ik jarig.'

Slide 9 - Tekstslide

Citaat
Als je iemands woorden precies opschrijft zoals hij ze uitsprak, gebruik je ook een dubbele punt. Dat heet een citaat. --> Danique vroeg: 'Wie heeft zin in een potje voetbal?'

LET OP: als een citaat vooraan de zin staat krijg je geen dubbele punt, wel komt er een komma na het citaat en aanhalingsteken. --> 
'Overmorgen ben ik jarig', zei Jasper.
'Wie heeft zin in een potje voetbal?', vroeg Danique.

Slide 10 - Tekstslide


Slide 11 - Open vraag

Zelfstandig werken
blz. 226 opdr. 4
blz. 228 opdr. 3
blz. 230 opdr. 4 en 6

timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide