Werkwoorden, verleden tijd herhaling

welke verleden tijden ken je?
1 / 10
volgende
Slide 1: Woordweb
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

welke verleden tijden ken je?

Slide 1 - Woordweb

Voltooid verleden tijd
ge + stam+ t
wohnen
wohn
ge+ wohn+ t
gewohnt

Slide 2 - Tekstslide

uitzondering d/t
stam eindigt op d/t : smokkel e
arbeiten
arbeit
ge+ arbeit+ et
gearbeitet
öffnen
zeichnen
rechnen
regnen
atmen
begegnen

Slide 3 - Tekstslide

uitzondering
-ieren
fotografieren -> fotografiert
met voorzetsel
überqueren -> überquert

Slide 4 - Tekstslide

Modalverben
  • verleden en tegenwoordige tijd
  • hulpwerkwoorden
  • 1ste en 3de persoon het zelfde in allebei de tijden

Slide 5 - Tekstslide

mogen
kunnen
houden van
moeten
moeten
willen
ich
darf
kann
mag
soll
muss
will
wir
dürfen
können
mögen
sollen
müssen
wollen
ich
durfte
konnte
mochte
sollte
musste
wollte
wir
durften
konnten
mochten
sollten
mussten
wollte n

Slide 6 - Tekstslide

Verleden tijd zwakke werkwoorden
als de stam in de verleden tijd dus niet van klank veranderd
wonen -woonden
wohnen - wohnten
Regel: In het Nederlands een zwak werkwoord: dan in het Duits ook!

Slide 7 - Tekstslide

tegenwoordig
verleden tijd
d/t
ich
wohne
wohnte
arbeitete
du
wohnst
wohntest
arbeitetest
er
wohnt
wohnte
arbeitete
sie
wohnt
wohnte
arbeitete
es
wohnt
wohnte
arbeitete
wir
wohnen
wohnten
arbeiteten
ihr
wohnt
wohntet
arbeitetet
sie
wohnen
wohnten
arbeiteten
Sie
wohnen
wohnten
arbeiteten

Slide 8 - Tekstslide

Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?

Slide 9 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
  1. een aantal dingen om op te letten:
  2. ich, er/sie/es : geen uitgang
  3. du, ihr bij stam eindigend op d/t: smokkel e
  4. voltooid deelwoord: eindigd op -en

Slide 10 - Tekstslide