Werkwoorden, verleden tijd herhaling

Deutschstunde 18. Mai
Kamera einschalten
Mikrofon ausschalten
voorbereiding: open je handboek bij nummer 02
open je boek op bladzijde 63
voer de LessonUp code in
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Deutschstunde 18. Mai
Kamera einschalten
Mikrofon ausschalten
voorbereiding: open je handboek bij nummer 02
open je boek op bladzijde 63
voer de LessonUp code in

Slide 1 - Tekstslide

Das Programm
Wiederholung: Partizip II von schwachen Verben
Präteritum von schwachen Verben

Slide 2 - Tekstslide

Ihr habt die Wahl


Ihr macht mit bei der Erklärung der Grammatik

Ihr macht einen Probetest 
oder 
Lesetext

Slide 3 - Tekstslide

Voltooid verleden tijd
  • ge + stam+ t
  • wohnen
  • wohn
  • ge+ wohn+ t
  • gewohnt

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

uitzondering d/t
stam eindigt op d/t : smokkel e
arbeiten
arbeit
ge+ arbeit+ et
gearbeitet
öffnen
zeichnen
rechnen
regnen
atmen
begegnen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

uitzondering
-ieren
fotografieren -> fotografiert
met voorzetsel
überqueren -> überquert

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Ich habe meinen Hausaufgaben diese Woch nicht (gedaan)
A
gemachet
B
gemacht
C
gemachd
D
macht

Slide 12 - Quizvraag

Ich habe meinen Lieblingsschauspieler (gefotografeerd)
A
gefotografiert
B
gefotografieret
C
fotografiert
D
gefotografierest

Slide 13 - Quizvraag

Es hat gestern den ganzen Tag (geregent)
A
geregnet
B
geregnt
C
geregneret
D
regnet

Slide 14 - Quizvraag

Mein Freund hat mich nach der Party (begeleid)
A
begleitet
B
gebegleit
C
begleit
D
begleitet

Slide 15 - Quizvraag

Ich habe hier schon lange (arbeiten)
A
arbeitet
B
gearbeit
C
gearbeitt
D
gearbeitet

Slide 16 - Quizvraag

Er hat diese Stelle erst neulich (entdecken)
A
entdeckt
B
geentdeckt
C
entgedeckt

Slide 17 - Quizvraag

Hast du die Tür (zumachen)?
A
gezumacht
B
zumacht
C
zugemacht

Slide 18 - Quizvraag

Was hast du (kaufen)?
A
gekauft
B
gekaufd
C
gekauftet

Slide 19 - Quizvraag

Ik weet hoe ik de voltooid verleden tijd van een zwak werkwoord moet vormen
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Verleden tijd zwakke werkwoorden

  • wonen -woonden wohnen - wohnten
  • als de stam in de verleden tijd dus niet van klank veranderd
  • Regel: In het Nederlands een zwak werkwoord: dan in het Duits ook!

Slide 21 - Tekstslide

tegenwoordig
verleden tijd
d/t
ich
wohne
wohnte
arbeitete
du
wohnst
wohntest
arbeitetest
er
wohnt
wohnte
arbeitete
sie
wohnt
wohnte
arbeitete
es
wohnt
wohnte
arbeitete
wir
wohnen
wohnten
arbeiteten
ihr
wohnt
wohntet
arbeitetet
sie
wohnen
wohnten
arbeiteten
Sie
wohnen
wohnten
arbeiteten

Slide 22 - Tekstslide

Die Schülerin (fühlen) sich nicht wohl und ging nach Hause
A
fühlte
B
fühltete
C
fuhlte
D
fuhltete

Slide 23 - Quizvraag

(füttern) du deinem Goldfisch jeden Tag Fliegen?
A
fütterst
B
fütterste
C
fütterte
D
füttertest

Slide 24 - Quizvraag

Sie (kuscheln) noch immer mit ihrer Schildkröte.
A
kuschelt
B
kuschultest
C
kuscheltet
D
kuschelte

Slide 25 - Quizvraag

Meine Eltern (verkaufen) unser Haus für einen guten Preis.
A
verkaufteten
B
verkaufen
C
verkauften
D
vekaufte

Slide 26 - Quizvraag

Nach der Sportstunde (atmen) du sehr schwer!
A
atmest
B
atmetest
C
atmtest
D
atmete

Slide 27 - Quizvraag

Mein Vater (arbeiten) sehr lange in diesem Büro.

Slide 28 - Open vraag

Er (wohnen) hier sehr lange.

Slide 29 - Open vraag

Du (hören) gestern Musik.

Slide 30 - Open vraag

Ik kan een zwak werkwoord in de verleden tijd vervoegen
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Extra üben?
Übe weiter mit:
versterk jezelf Online


Slide 32 - Tekstslide