GYM 1 - maandag 11-1 (Spelling hf3 (mv ie en ww-spelling) + KWW)

Welkom!
Nodig: 
  • Nieuw Nederlands boek & schrift
  • Etui
  • Grammaticaboekje
  • Device om Teams te volgen
  • Device om in te loggen in LessonUp
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nodig: 
  • Nieuw Nederlands boek & schrift
  • Etui
  • Grammaticaboekje
  • Device om Teams te volgen
  • Device om in te loggen in LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

Planning
1e deel van de les:
  1. Spelling: meervoud & persoonsvorm tegenwoordige tijd
  2. Nakijken opdrachten 3, 4 en 7 van Spelling hf. 3
  3. Aan de slag!
2e deel van de les:
  1. Koppelwerkwoord
  2. Aan de slag!
  3. Huiswerk & taalvout


Slide 2 - Tekstslide

Meervoud op -ee en -ie
  • Als het enkelvoud eindigt op -ee, maak je het meervoud met -ën.
 zee --> zeeën, slee --> sleeën

  • Als het enkelvoud eindigt op -ie, maak je het meervoud met -ën of met 'n. 
  • Als de klemtoon op de -ie valt, komt er -ën bij.
knie --> knieën, bacterie --> bacteriën

Slide 3 - Tekstslide

Welk woord is correct gespeld?
A
poriën
B
encyclopediën

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord is correct gespeld?
A
financieën
B
categorieën

Slide 5 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
ideeën
B
melodiën

Slide 6 - Quizvraag

Waarom is werkwoordspelling belangrijk?

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik loop, hij loop....... +t
Ik vind, hij vind........+ t

  • Bij de meeste werkwoorden hoor je of er een t achter de stam moet: ik loop - jij loopt; ik wandel - hij wandelt.
  • Bij werkwoorden op -den (worden, raden) hoor je dat niet. Vul dan het werkwoord smurfen in.
Ik vin.... het niet eerlijk --> Ik smurf het niet eerlijk.
Els vin... hem erg leuk --> Els smurft hem erg leuk.
  • Nu kun je wel horen of er nog een t bij moet of niet.
Het is Ik vind (want ik smurf), maar Els vindt (want Els smurft).

Slide 8 - Tekstslide

Kort quizje!
  • Je ziet zo een aantal taalvoutjes.
  • Schrijf op een blaadje welk woord fout gespeld is en wat de juiste spelling is. Bijvoorbeeld: loopd - loopt.
  • Na de afbeelding vul je het antwoord in in LessonUp.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Vul het foute woord en de juiste spelling van het woord in.
Bijvoorbeeld: loopd - loopt

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Vul het foute woord en de juiste spelling van het woord in.
Bijvoorbeeld: loopd - loopt

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Vul het foute woord en de juiste spelling van het woord in.
Bijvoorbeeld: loopd - loopt

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Vul het foute woord en de juiste spelling van het woord in.
Bijvoorbeeld: loopd - loopt

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Vul het foute woord en de juiste spelling van het woord in.
Bijvoorbeeld: loopd - loopt

Slide 19 - Open vraag

14.50u weer terug in de les

Slide 21 - Tekstslide

Planning
1e deel van de les:
  1. Spelling: meervoud & persoonsvorm tegenwoordige tijd
  2. Nakijken opdrachten 3, 4 en 7 van Spelling hf. 3
  3. Aan de slag!
2e deel van de les:
  1. Koppelwerkwoord kort herhalen
  2. Aan de slag!
  3. Huiswerk & taalvout


Slide 22 - Tekstslide

Open je grammaticaboekje op p. 33
Samen maken zin 13 & 14. 

Slide 23 - Tekstslide

Stappenplan Werkwoordsoorten
  1. Wat is het belangrijkste werkwoord in de zin? Welke kun je niet weglaten?
  2. De rest van de werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.
  3. Is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord?
Koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen. (LET OP: onderwerp is iets! Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp.)
                                                       HWW                                      ZWW         
Het bekijken van de film | begint| op den duur| te vervelen.
                           HWW                                                            KWW                                           
In Antartica | kan | de temperatuur | erg laag | worden.
           HWW                                                      KWW
Er | schijnen | veel kinderen | ziek | te zijn.

Slide 24 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden
ZWaBBeLS-HDV

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk & TaalVout
Grammatica:
Lees p. 15, 16 en 17 van je grammaticaboekje.
Maak zin 13 t/m 18 van p. 33.


Spelling:
Maak de online oefeningen.

Slide 27 - Tekstslide