werkwoordspelling tegenwoordige tijd

Werkwoordspelling
persoonsvorm tegenwoordige tijd
Lesdoel;
Jullie kennen de spellingregels persoonsvorm tegenwoordige tijd.
Jullie oefenen in het toepassen van de regels.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
persoonsvorm tegenwoordige tijd
Lesdoel;
Jullie kennen de spellingregels persoonsvorm tegenwoordige tijd.
Jullie oefenen in het toepassen van de regels.

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
1- bespreken van de regels. 5 min.
2- oefenen met lesson-up, 15 min.
3- zelf aan de slag. 15 min.
4- nakijken, 5 minuten
5- afsluiten; 5 min.

Slide 2 - Tekstslide

Dit zijn de spellingregels;
1- Bij ik schrijf je de ik-vorm.
2- Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je de ik-vorm + t.       
     Maar:
als de ik-vorm eindigt op een t, dan schrijf je geen extra t;
als je of jij achter de persoonsvorm staat, schrijf je de ik-vorm.
3- Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je het hele werkwoord.

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoorden komen in 3 vormen voor.
1- persoonsvorm = Ik loop naar school. ( jij loopt, wij lopen, ik liep, wij liepen)
2- hele werkwoord = Wij willen lopen naar school. 
3- voltooid deelwoord = Ik ben naar school gelopen.

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoordspelling
21-09-2021

Slide 5 - Tekstslide

Smurfen!!!
Vervang het werkwoord door smurfen om te horen of er een -t achter komt!

Bijvoorbeeld:
(vinden) jij gemengde sla ook zo lekker?

Vindt/vind of vint?

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het hele werkwoord van wandelen?
A
gewandeld
B
wandel
C
wandelen
D
wandelt

Slide 7 - Quizvraag

Vul de goede persoonsvorm in; jij...... de hele dag.
A
praat
B
praatt
C
praatdt
D
praadt

Slide 8 - Quizvraag

Vul de goede persoonsvorm in; jij ..... huiswerk maken leuk.
A
vind
B
vindt
C
vint
D
vintd

Slide 9 - Quizvraag

Vul de juiste persoonsvorm in; ... jij dat dit klopt?
A
vind
B
vindt
C
vint
D
vintd

Slide 10 - Quizvraag

Vul de persoonsvorm in; ..... het vliegtuig om 3 uur?
A
land
B
landt
C
lant
D
lantd

Slide 11 - Quizvraag

Vul de juiste persoonsvorm in. Jij .... je nergens over
A
verbaasd
B
verbaasdt
C
verbaast
D
verbaastd

Slide 12 - Quizvraag

Vul de juiste persoonsvorm in: Er..... niets.
A
gebeurt
B
gebeurdt
C
gebeurd
D
gebeurtd

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn de 4 fouten: De jongen kijkdt. Hij ziedt 100 euro. Hij zegd, die zijn van mij. Wat je vind mag je houden.

Slide 14 - Open vraag

Wat zijn de 3 fouten? Wij eten bij Mac Donalds. Dat is altijd goed. Vindt jij dat ook lekker? De kachel brand er altijd goed en er gebeurd nooit iets.

Slide 15 - Open vraag

Nu zelf oefenen.
Maak het werkblad in classroom.
timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

Ik snap de regels van de spelling persoonsvorm tegenwoordige tijd.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Volgende les ...
Gaan we aan de slag met de regels voor de spelling van de persoonsvorm in de verleden tijd en van het voltooid deelwoord.

Slide 18 - Tekstslide