Hoofdstuk 2, t/m opdracht 15
1 / 11
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Lees de zinnen, maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord en schrijf het op.
Het meisje is mooi gekleed.
Het mooi __________ meisje gaat uit.
Het meisje is mooi gekleed.
Het mooi __________ meisje gaat uit.
Slide 4 - Open vraag
Lees de zinnen, maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord en schrijf het op.
De afbeelding is vergroot.
De _________ afbeelding ligt op de printer.
De afbeelding is vergroot.
De _________ afbeelding ligt op de printer.
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Tekstslide
Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord en schrijf het op.
De prijzen werden verloot.
De _____________ prijzen staan daar.
De prijzen werden verloot.
De _____________ prijzen staan daar.
Slide 7 - Open vraag
Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord en schrijf het op.
Ik heb de kerstboom gisteren al versierd.
In de kamer staat de ___________ kerstboom.
Ik heb de kerstboom gisteren al versierd.
In de kamer staat de ___________ kerstboom.
Slide 8 - Open vraag
Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord en schrijf het op.
De ring werd verguld.
De ______ ring lag in een doosje.
De ring werd verguld.
De ______ ring lag in een doosje.
Slide 9 - Open vraag
Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord en schrijf het op.
De weg wordt verbreed.
Over de _______ weg kunnen meer auto’s rijden.
De weg wordt verbreed.
Over de _______ weg kunnen meer auto’s rijden.
Slide 10 - Open vraag
Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord en schrijf het op.
De auto werd geplet tussen twee vrachtwagens.
De ________ auto werd opgehaald door de sleepdienst.
De auto werd geplet tussen twee vrachtwagens.
De ________ auto werd opgehaald door de sleepdienst.
