Alle producten die iets met elkaar te maken hebben
1 / 49
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Wat is het assortiment?
A
Alle producten die een winkel verkoopt
B
Alle producten die een winkel niet verkoopt
C
Alle producten die iets met elkaar te maken hebben
Slide 1 - Quizvraag
Wat is een productgroep?
A
Alle producten die een winkel verkoopt
B
Alle producten die iets met elkaar te maken hebben.
C
Alle producten die een winkel niet verkoopt
Slide 2 - Quizvraag
Assortiment
Dit zijn alle producten die je in een winkel verkoopt
Slide 3 - Tekstslide
Prodructgroep
Verschillende producten in het assortiment die met elkaar te maken hebben noem je een productgroep.
Productgroepen zijn vaak samengesteld naar:
Het soort klant voor wie de producten zijn
De manier waarop producten worden gebruikt
Op de prijs van de producten
Het materiaal waarvan de producten zijn gemaakt
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Productvariant
Producten die van elkaar verschillen maar wel tot dezelfde productgroep horen.
Slide 6 - Tekstslide
Alle producten die je in een winkel verkoopt noem je:
A
een productgroep
B
het assortiment
C
alle producten
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een productgroep?
A
Alle producten die je verkoopt
B
Alle producten in je assortiment die met elkaar te maken hebben.
C
Alle spullen die je niet verkoopt
Slide 8 - Quizvraag
Kernassortiment: Dit zijn de producten die een winkel het meest verkoopt.
Randassortiment: Dit zijn de producten die winkel minder vaak verkoopt.
Slide 9 - Tekstslide
Wat denk jij? Als een winkel veel producten verkoopt verdient de winkel ook meer geld. Is dit waar of niet waar?
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Video
Artikelsoorten
Soms heb je iets nodig bij je artikel om het beter te kunnen gebruiken of mooier te maken.
Dit noem je complementaire artikelen
Slide 12 - Tekstslide
Assortiment?
Slide 13 - Woordweb
Productgroep?
Slide 14 - Woordweb
4 soorten artikelen
Complementair artikel: is een artikel die je nodig hebt om een ander artikel beter te kunnen gebruiken/ mooier te maken
Follow-up artikel: een artikel dat je nodig hebt om een ander artikel te gebruiken.
Impulsartikel: Dit artikel koop je zonder dat je het vooraf van plan bent.
Rage-artikel: Dit artikel koop je omdat het opeens heel populair is.
Slide 15 - Tekstslide
complementaire artikelen
Slide 16 - Woordweb
Het kan ook zo zijn dat je een artikel nodig hebt om een ander artikel te kunnen gebruiken. Dit noem je een follow up artikel.
Vaak is de prijs van een follow up artikel uiteindelijk hoger dan de prijs van het hoofdartikel.
Het kan ook zo zijn dat je een artikel nodig hebt om een ander artikel te kunnen gebruiken. Dit noem je een follow up artikel.
Vaak is de prijs van een follow up artikel uiteindelijk hoger dan de prijs van het hoofdartikel.
Slide 17 - Tekstslide
follow up artikel
Slide 18 - Woordweb
Iedereen koopt weleens dingen die ze niet nodig hebben of moesten kopen. Dit zijn impulsartikelen.
Koop jij iets wat helemaal in is nu? Dat zijn rage artikelen
Slide 19 - Tekstslide
Bedenk een rage artikel
Slide 20 - Woordweb
Productvariant?
Slide 21 - Woordweb
www.hema.nl
Slide 22 - Link
www.debijenkorf.nl
Slide 23 - Link
Wat is het assortiment?
A
Alle producten die een winkel verkoopt
B
Alle producten die een winkel niet verkoopt
C
Alle producten die iets met elkaar te maken hebben
Slide 24 - Quizvraag
Wat is een productgroep?
A
Alle producten die een winkel verkoopt
B
Alle producten die iets met elkaar te maken hebben.
C
Alle producten die een winkel niet verkoopt
Slide 25 - Quizvraag
Drop, Chocolade, Kauwgom, Winegums vallen onder Productgroep Snoep. Deze soorten snoepjes noem je
A
Assortiment
B
Producten
C
Varianten
D
A-merken
Slide 26 - Quizvraag
Een voorbeeld van productvarianten van laarzen zijn
A
Kleur, Maat, Hoogte
B
Kleur, Merk, Hoogte
C
Maat, Merk, Hoogte
D
Merk, Hoogte, Gevoerd
Slide 27 - Quizvraag
Assortiment
Assortiment dimensies
Kern en Rand Assortiment
Slide 28 - Tekstslide
edition.thiememeulenhoff.nl
Slide 29 - Link
Kernassortiment zijn ...............
A
de producten die het meest worden verkocht
B
de producten die het minst worden verkocht
Slide 30 - Quizvraag
Misschien kennen jullie het nog wel? Wat voor soort artikel is dit?
A
Complementair artikel
B
Follow-up artikel
C
Impulsartikel
D
Rage-artikel
Slide 31 - Quizvraag
Inktpatronen heb je altijd nodig voor een printer anders doet de printer het niet. Wat voor soort artikel is een inktpatroon?
A
Complementair artikel
B
Follow-up artikel
C
Impulsartikel
D
Rage-artikel
Slide 32 - Quizvraag
Artikelkennis
Slide 33 - Woordweb
Artikelkennis
Praktische artikelkennis: Waar is het geproduceerd? Wat kost het?
Technische artikelkennis: Wat kan het artikel? Hoe werkt het artikel?
Commerciële artikelkennis: Hoeveel korting mag ik geven? Wat is de levertijd?
Slide 34 - Tekstslide
Filmpje
Maar eerst gaan we even kijken naar de moeilijke woorden.
Zoek in stilte in de tekst 4 woorden die jij het moeilijkst vind.
Geef ze een kleurtje. Je hebt hier 3 minuten de tijd voor.
Daarna bespreken met elkaar jullie gekozen woorden.
timer
3:00
Slide 35 - Tekstslide
Als je weet waar het product van gemaakt is....
A
Technische artikelkennis
B
Praktische artikel kennis
C
Commerciele productkennis
Slide 36 - Quizvraag
Als je weet hoe je de nieuwe mobiel moet instellen....
A
Technische artikelkennis
B
Praktische artikel kennis
C
Commerciele productkennis
Slide 37 - Quizvraag
Als je weet hoeveel winst het product oplevert....
A
Technische artikelkennis
B
Praktische artikel kennis
C
Commerciele productkennis
Slide 38 - Quizvraag
Merken
Slide 39 - Woordweb
Praktijk Opdracht
Nieuwe product variant
Bestaand product - iets toevoegen of aanpassen
Slide 40 - Tekstslide
Rugtas met oplader
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Tekstslide
Slide 43 - Tekstslide
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Video
Merk
Een merk bestaat uit een naam of symbool en vaak uit een combinatie daarvan.
Sterke merken: Merken die klanten graag kopen
Slide 46 - Tekstslide
Soorten merken
A-merken: Bekent, duur, goede kwaliteit en worden veel gekocht en verkocht in veel winkels. Bijvoorbeeld Coca Cola
B-merken: Minder bekent, iets goedkoper, in minder winkels te koop maar kwaliteit vrij goed.
Huismerken: Zijn goedkoper dan het B-merk. Hebben de naam van de winkel waar de producten worden verkocht. Bijvoorbeeld AH huismerk of van Jumbo.
Eigen merken: goedkoop, minder bekend en worden in beperkt aantal winkels verkocht. Ze worden alleen in een bepaalde winkel verkocht maar dragen niet de naam van de winkel. Denk aan Miss Helen bij Hema.
Witte merken/ discountmerken: producten zijn erg goedkoop, een eenvoudige verpakking en worden in weinig winkels verkocht.
Slide 47 - Tekstslide
Opdracht
Maak tweetallen. Een van jullie krijgt een woord. Zij moet 3 woorden verzinnen de ander niet mag gebruiken om het woord daarna uit te leggen. Wanneer je de 3 woorden hebt opgeschreven. Geef je het blaadje aan je buurvrouw. Zij gaat het woord omschrijven. over 7 minuten bespreken we met elkaar jullie omschrijvingen.