In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
eerst een paar vragen.....
wat is meervoud?
Slide 2 - Tekstslide
lesdoel
Ik weet hoe je het enkelvoud en het meervoud van een zelfstandig naamwoord maak.
Ik leer 5 verschillende regels.
Slide 3 - Tekstslide
de regel(1):
Meestal komt er: - en achter het woord als je meervoud maakt.
Dat moet je weten!
Let wel op de spelling van jager- en bakkerwoorden:
boom - bomen
roos - rozen
bos - bossen
golf - golven
Slide 4 - Tekstslide
Wat is het meervoud van plant?
A
plants
B
plantes
C
planten
D
plantens
Slide 5 - Quizvraag
meervoud van hek?
A
heks
B
hekkes
C
hek's
D
hekken
Slide 6 - Quizvraag
wat is het meervoud van boek?
A
boeks
B
boeken
C
boekes
D
boekt
Slide 7 - Quizvraag
wat is het meervoud van juf?
A
jufen
B
juffen
C
jufs
D
juft
Slide 8 - Quizvraag
wat is het meervoud van brief?
A
brieven
B
briefen
C
briefs
D
brievs
Slide 9 - Quizvraag
wat is het meervoud van roos?
A
roosen
B
roozen
C
rosen
D
rozen
Slide 10 - Quizvraag
de tweede regel....
Slide 11 - Tekstslide
de regel (2):
Na -je/ -el / -en / -er/ - ie
zet je een S achter het woord om meervoud te maken
Slide 12 - Tekstslide
Na -je/ -el / -en / -er/ - ie
zet je een S achter het woord om meervoud te maken
Voorbeelden:
computer - computers
tafel - tafels
plaatje - plaatjes
wagen - wagens
Slide 13 - Tekstslide
meervoud van jongen?
Slide 14 - Open vraag
meervoud van meisje?
Slide 15 - Open vraag
meervoud van vinger?
Slide 16 - Open vraag
meervoud van vakantie?
Slide 17 - Open vraag
meervoud van tafel?
Slide 18 - Open vraag
Derde regel
Luister goed! Deze woorden hebben allemaal een lange klank
aa/ ee/ uu/ oo/ ie/, maar je schrijft ze met één letter.
Om de lange klank te blijven horen, schrijf je in het meervoud een 's.
kilo’s
menu's
panda's
kiwi’s
guppy’s
Slide 19 - Tekstslide
let op
Bij woorden waar je -ee en -ieleest schrijf je de -s eraan vast.
tralies
abonnees
dictees
toffees
tralies
guppy’s
Slide 20 - Tekstslide
piano
De laatste klank is lang
De laatste letter is a, i, o, y of u
Dan apostrof s --> 's
piano's
Slide 21 - Tekstslide
Meervoud -s of -'s
A
babys
B
baby's
Slide 22 - Quizvraag
Meervoud -s of -'s
A
garage's
B
garages
Slide 23 - Quizvraag
Meervoud -s of -'s
A
ballerina's
B
ballerinaas
Slide 24 - Quizvraag
Meervoud -s of -'s
A
pasfoto's
B
pasfotoos
Slide 25 - Quizvraag
meervoud van taxi:
A
taxies
B
taxis
C
taxien
D
taxi's
Slide 26 - Quizvraag
meervoud van oma?
A
omas
B
omie
C
omaen
D
oma's
Slide 27 - Quizvraag
Regel 4: dit zijn weetwoorden
Slide 28 - Tekstslide
meervoud van lam?
A
lammen
B
lammeren
C
lams
D
lam's
Slide 29 - Quizvraag
meervoud van ei?
A
eieren
B
eien
C
ei's
D
eis
Slide 30 - Quizvraag
meervoud van rund?
A
runden
B
runds
C
runderen
D
rund's
Slide 31 - Quizvraag
Regel 5: regelwoorden
Slide 32 - Tekstslide
meervoud van schoonheid?
A
schoonheiden
B
schoonheids
C
schoonheden
D
schoonheid's
Slide 33 - Quizvraag
meervoud van waarheid?
A
waarheids
B
waarheid's
C
waarheiden
D
waarheden
Slide 34 - Quizvraag
meervoud van moeilijkheid?
A
moeilijkheiden
B
moeilijkheden
C
moeilijkheids
D
moeilijkheideren
Slide 35 - Quizvraag
Slide 36 - Tekstslide
Nu jullie: Mix en Ruil
Iedereen krijgt een kaartje met nummer en een zin. In deze zin is een woord onderstreept
Zoek een klasgenootje op en lees elkaar het kaartje voor. Je schrijft het onderstreepte woord op, maar dan in de andere -voud Ruil van kaartje en zoek een ander klasgenootje op.
Slide 37 - Tekstslide
meervoud op -s
meervoud op -en
meervoud op - 's
meervoud op -eren
meervoud op -heden
lepel
kleur
tekst
bloem
beest
broer
emmer
pasje
pyjama
oma
paraplu
hobby
auto
gang
lam
lied
volk
waarheid
schoonheid
snelheid
Slide 38 - Sleepvraag
lesdoel
Ik weet hoe je het enkelvoud en het meervoud van een zelfstandig naamwoord maak.