Hoofdstuk 2 De verdeling van inkomen HAG

H02 De verdeling 
van het inkomen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

H02 De verdeling 
van het inkomen

Slide 1 - Tekstslide

Hoe kom je aan geld?
  • Inkomen uit zakgeld of bijbaan; wat was het verschil? 

  • Inkomen waar een tegenprestatie = primair inkomen 

  • Overdrachtsinkomen is een inkomen waar geen tegenprestatie voor geleverd hoeft te worden zoals zakgeld

Slide 2 - Tekstslide

Vier productiefactoren
Arbeid 
Kapitaal 
Ondernemerschap
Natuur

Slide 3 - Tekstslide

Vergoeding voor de productiefactoren
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap
huur, rente
loon
pacht
winst

Slide 4 - Tekstslide

BNP - BBP
  • BNP = Bruto nationaal product. Dit is het totale primaire inkomen wat in een  land wordt verdiend. 
  • BBP = Bruto binnenlands product. Dit is de totale waarde van producten en diensten die in een land worden geproduceerd. 
  • BBP wordt vaker gebruikt om de welvaart van landen onderling te vergelijken 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 2.3 - nakijken 

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 2.6 - nakijken

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 2.8 - nakijken 

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 2.9 - nakijken 

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 2.10 - nakijken 
a) de cumulatieve % van het totale maandinkomens zijn gelijkmatiger verdeeld
c) de bolling van de lijn wordt minder, wat betekent dat de inkomensverdeling gelijker is geworden. 

Slide 11 - Tekstslide

Terugblik m.b.v. opgave 2.11
  • Welke lijn staat voor NL en welke voor Zuid-Afrika?
  • Hoeveel bedraagt in Z-A hoeveel % inkomen wordt verdiend door de armste helft van de bevolking?
  • De rijkste 10% van de bevolking van Z-A verdiend gemiddeld 27.000 dollar per hoofd. Hoeveel is het inkomen per hoofd voor de armste 50% gemiddeld?

Slide 12 - Tekstslide

Bouwsteen 2.2 
  • a. Vul bron 2.13 in 

Slide 13 - Tekstslide

Bouwsteen 2.2 
  • b. Vul kolom 2,3 en 4 van bron 2.14 in

Slide 14 - Tekstslide

Bouwsteen 2.2 
  • c. Leg uit wat een 80/20-ratio van 4 betekent
  • De rijkste 20% heeft dan 4 keer zoveel inkomen als de armste 20% van de bevolking
  • d. Bereken de 80/20-ratio voor klas 3B
  • 425/83 = 5,1 
  • e. Is de inkomensongelijkheid in klas 3B groter of kleiner dan in Nederland? 
  • Groter, de rijkste 20% verdiend 5,1 keer zoveel als de armste 20% dit is meer dan 4

Slide 15 - Tekstslide

Bouwsteen 2.2 
  • f. Vul komen 5 en 6 van bron 2.14 in 
  • g. Teken de lorenzcurve van klas 3B

Slide 16 - Tekstslide

Bouwsteen 2.2 
  • h.  Wat is de betekenis van de gestippelde diagonaal in bron 2.15?
  • Deze geeft aan als het inkomen over iedereen precies gelijk verdeeld zou zijn
  • i. Ligt de lorenzcurve van NL dichterbij of verder weg van de diagonaal dan de lorenzcurve van klas 3B 
  • Dichterbij, want de 80/20-ratio van NL is lager dan de 80/20-ratio van klas 3B

Slide 17 - Tekstslide

Bouwsteen 2.1 
  • a. Bereken de loonquote
  • Loonquote = 336/598 x 100% = 56,2%
  • b. Geef de formule voor de winstquote
  • Winstquote = winst/ totale inkomen x 100%
  • c. Bereken de winstquote 
  • Winstquote = 82/598 x 100% = 13,7%
  • d. Bereken de overige-inkomensquote
  • Ov. ink.quote = (12+144+24+82)/598 x 100% = 43,8%

Slide 18 - Tekstslide

Bouwsteen 2.1 
  • e. Kunnen de loonquote en de winstquote allebei tegelijk stijgen?
  • Ja, als het totaal van pacht, rente en huur daalt dan kan dit
  • f. Wat gebeurt er met de overig-inkomensquote als de lonen gelijk blijven terwijl het totale primaire inkomen stijgt?
  • Deze zal dan stijgen, omdat het overig inkomen dan een groter deel van het totaal inkomen is. 

Slide 19 - Tekstslide

Bouwsteen 2.1 
  • g. Stel dat voor een bedrijf de loonquote 105% bedraagt, wat betekent dat voor de winstquote van dat bedrijf?
  • De winstquote zal negatief zijn, want de lonen zijn al hoger dan het totaal inkomen wat in de onderneming verdiend wordt

Slide 20 - Tekstslide