2. Refractie // wat betekent visus 1.0, optotypen, fovea centralis

Refractie de basis
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
OptiekMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Refractie de basis

Slide 1 - Tekstslide

Planning











Dit is een voorlopige planning, dit kan nog wijzigen.
Lesweek
Onderwerp
week 1
Het doel van de refractie, objectieve & subjectieve refractie, visus.
week 2
Wat betekent visus 1.0, optotypen, fovea centralis.
week 3
Lettergrootte en afstandsgetal, rekenkundige reeks.
week 4
Meetkundige reek, grafisch verloop van de refractie.
week 5
Pupilgrootte, brandlijnenschema's.
week 6
Grafisch verloop construeren.

Slide 2 - Tekstslide

Week 2
Leerdoelen
Aan het einde van de week kan je:
- uitleggen wat visus 1.0 betekent.
- de verschillende optotypen benoemen en herkennen.
- de voor- en nadelen van verschillende optotypen benoemen.
Theorieboek
bladzijde  14 tot en met 25
Huiswerkopdrachten

Slide 3 - Tekstslide

objectieve refractie
subjectieve refractie
de proefpersoon geeft informatie
de proefpersoon is passief
de phoropter
de proefpersoon is actief
skiascoop
opticien maakt gebruik van waarneming klant
opticiens neemt waardes over uit instrument
autorefractor
pasbril met pasglazen
vraag en antwoord

Slide 4 - Sleepvraag

Wat betekent visus 1.0
Het brandpunt op het netvlies (bij een emmetroop oog) is eigenlijk géén brandpunt:
  • het kleinst mogelijke beeldpunt wat op het netvlies wordt geprojecteerd, is een onscherp beeldschijfje met een diameter van 0,003 mm (3 micron).
  • scherper dan 0,003 mm kunnen de media van het oog niet afbeelden.
Dit beeld ontstaat uit een voorwerp dat ver van ons vandaan staat, bijvoorbeeld een ster

Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent visus 1.0
Ook de lichtgevoelige cellen (receptoren) in ons netvlies hebben een doorsnede van gemiddeld 3 micron (0,003 mm). 
De kegeltjes (receptoren) zijn gerangschikt in een honingraatstructuur.

Het beeldschijfje bedekt ongeveer één kegeltje, waardoor weinig diffuus licht (verstrooid licht) op de aangrenzende kegeltjes vallen.

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent visus 1.0
Twee lichtpunten, bijvoorbeeld 2 koplampen van een auto, zul je eerst waarnemen als één lichtpunt. Als de auto dichterbij komt, neem je op een gegeven moment wel twee lichtpunten waar

Slide 7 - Tekstslide

Wat betekent visus 1.0
Hooke (1635-1703)  ontdekte dat de afstand tussen de 2 beeldschijfjes minimaal 1,67 cel (is gelijk aan 5 micron) moet zijn om gescheiden waar te nemen.

Slide 8 - Tekstslide

Wat betekent visus 1.0
In de afbeelding hieronder zie je een emmetroop oog, waarbij het knooppunt K op 16,67 mm voor het netvlies ligt. Door het knooppunt gaan alle lichtstralen ongebroken naar het netvlies.






Twee lichtpunten (L) liggen 6000 mm (= 6 m) voor het oog. De beeldpunten die ontstaan liggen 5 micron uit elkaar.
Het oog ziet de lichtpunten dus gescheiden van elkaar.

Slide 9 - Tekstslide

Wat betekent visus 1.0
Wat is de afstand tussen deze 2 lichtpunten?





De lichtstralen 1 en 2 maken een hoek a (alpha) met elkaar. Hierdoor ontstaan twee gelijkvormige driehoeken.

De hoek die de lichtstralen maken van de oranje driehoek kun je bereken:
Tan a = overstaande zijde / aanliggende zijde = 0,005 / 16,67 = 0,0002994
a = 0,017 graden = 1' (boogminuut)

1 boogminuut = 1 / 60 = 0,01667 graden = 0,017 graden.
Hieruit kun je concluderen dat het menselijke oog twee beeldpunten die op het netvlies komen, gescheiden waar kan nemen als ze minimaal een hoek van 1' met elkaar maken.

Slide 10 - Tekstslide

Wat betekent visus 1.0
Er zijn natuurlijk ogen die twee punten kunnen onderscheiden met een kleinere hoek dan 1 boogminuut.
  • deze ogen kunnen scherper waarnemen.
Er zijn ook ogen die een grotere hoek nodig hebben om een gescheiden waarneming te hebben.
  • deze ogen kunnen minder scherp zien.


Een oog heeft een normale gezichtsscherpte of visus 1.0 als het twee punten, die onder een hoek van 1 boogminuut invallen, gescheiden kan waarnemen.

Slide 11 - Tekstslide

Wat betekent visus 1.0
Nu kun je ook berekenen hoeveel de twee lichtpunten, op een bepaalde afstand, uiteen moeten liggen om ze nog gescheiden waar te kunnen nemen.








conclusie:
Op 6 meter afstand moeten voor visus 1.0 twee punten 1,8 mm uiteen liggen.

Slide 12 - Tekstslide

Optotypen // Snellen kaart
De Nederlandse oogarts Snellen ontwierp in 1862 op grond van deze theorie optotypen (letterkaart) om de visus te kunnen bepalen. 
Van deze optotypen is de letter E de grondslag. Deze letter is opgebouwd uit een vierkant dat onderverdeeld is in 5 x 5 gelijke hokjes zoals je in de afbeelding hiernaast kan zien. 

Slide 13 - Tekstslide

Optotypen // Snellen kaart
Elk hokje heeft voor visus 1.0 op 6 meter afstand een afmeting van 1,8 x 1,8 mm.
Zowel de zwarte als de witte hokjes hebben deze afmeting.

Slide 14 - Tekstslide

Optotypen // Snellen kaart
Hoe komt het dat een persoon bij de visusregel 1.0 de ene letter wel kan herkennen en een andere letter niet?

  • de ene letter is beter te herkennen dan de andere letter (T is makkelijker dan R).
  • bepaalde letters hebben een astigmatische voorkeursrichtingen (E, F, L).
  • de letter O is door zijn gesloten vorm volkomen vormneutraal.

Een nadeel van de optotypen van Snellen is dat de letters niet vormneutraal zijn.

Slide 15 - Tekstslide

Optotypen // Landolt - ringen
De letterproef is alleen opgebouwd uit het Snellen-lettertype C.
  • iedere letter C heeft de opening in een andere richting.
  • de klant moet aangeven waar de opening zich bevindt.

Voordeel:
bruikbaar voor kinderen en analfabeten.

Nadeel:
ook een kleine astigmatische voorkeursrichting.

Slide 16 - Tekstslide

Optotypen // E-haken
Alternatief voor Landolt-ringen zijn de E-haken.
  • de E wordt in verschillende standen geplaatst.
  • de klant geeft aan waar de opening zich bevindt.


Nadeel:
duidelijke voorkeursrichting.

Slide 17 - Tekstslide

Optotypen // E-haken
Alternatief voor Landolt-ringen zijn de E-haken.
  • de E wordt in verschillende standen geplaatst.
  • de klant geeft aan waar de opening zich bevindt.


Nadeel:
duidelijke voorkeursrichting.

Slide 18 - Tekstslide

Optotypen // 'huisje-boompje-beestje'
LEA symbolen kaart
Amsterdamse plaatjes kaart

Slide 19 - Tekstslide

Optotypen // Goldman
Goldman heeft een andere variatie bedacht. 
  • vierkanten die gelijkmatig verdeeld zijn.
  • vierkanten zijn opgevuld met een schaakbordpatroon, op één na.
  • klant geeft aan waar het grovere patroon zich bevindt.

Nadeel:
Lage visus: zeer groot uitgevoerd.

Slide 20 - Tekstslide

Fovea centralis
De fotoreceptoren van ons netvlies bestaan uit staafjes en kegeltjes.
  • 6 miljoen kegeltjes (fovea centralis)
  • 120 miljoen staafjes (periferie)


Fovea centralis:
Door verdunning van de retina en de grote kegeltjesdichtheid 
is de gezichtsscherpte hier het grootst.
De hoogste visus wordt behaald met het centrum van het
netvlies, de fovea centralis >> "foveaal zien" of "centrale gezichtsscherpte.
Doorsnede van het netvlies.
Het 'kuiltje' is de macula.
Hierin bevinden zich voornamelijk de kegeltjes.
Fundus foto van het oog.
De lichte plek op de foto is de oogzenuw.
Rechts van de oogzenuw ligt de macula met daarin de fovea.
klik voor meer info
de staafjes en kegeltjes in het netvlies.

Slide 21 - Tekstslide

Fovea centralis
Rondom de fovea bevinden zich aanzienlijk minder kegeltjes.
>> kegeltjes werken in groepjes waardoor de visus buiten de fovea afneemt.

De afname is progressief >> hoe verder naast de fovea, hoe lager de visus.
Grafische weergave van de visus.
Hoe verder van de fovea (in graden) hoe lager de visus.
Tussen de 10-20 graden bevindt zich de oogzenuw; dit is de blinde vlek.
Hier wordt geen visus waargenomen.

Slide 22 - Tekstslide

Fovea centralis
Op de blinde vlek neem je niet waar.

Dit heb je in het dagelijks leven niet door:
  • de blinde vlek bevindt zich in het andere oog op een andere plek.
  • gat in de waarneming van het ene oog wordt gedicht door het andere oog.
Kijk (met het linkeroog gesloten) naar de muis.
Varieer de afstand tot het scherm.
Op een bepaalde afstand verdwijnt de olifant.

Slide 23 - Tekstslide

Week 2
Leerdoelen
Aan het einde van de week kan je:
- uitleggen wat visus 1.0 betekent.
- de verschillende optotypen benoemen en herkennen.
- de voor- en nadelen van verschillende optotypen benoemen.
Theorieboek
bladzijde  14 tot en met 25
Huiswerkopdrachten

Slide 24 - Tekstslide