HAVO-4/5 7.4 pH en mol/L

Rekenen met de pH en mol/L
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Rekenen met de pH en mol/L

Slide 1 - Tekstslide

De pH in de scheikunde...
(geef het beste antwoord)
A
zegt iets over wiskunde
B
is een wiskundige truc
C
zegt iets over H⁺
D
= -log [H⁺]

Slide 2 - Quizvraag

Met de pH kun je uitrekenen hoe zuur een oplossing is. Zuur heeft te maken met de hoeveelheid H⁺ in een oplossing.
Wat heb je nodig om de pH uit te rekenen?
A
concentratie in gram/L
B
concentratie in mol
C
concentratie in mol/L
D
molmassa in gram/mol

Slide 3 - Quizvraag


pH = - log [H]
Wat is de pH van een oplossing met 
[H] = 6.24*10-4 M?
A
3.205
B
3.2048
C
-3.20
D
-0.795

Slide 4 - Quizvraag

Bereken de pH van een oplossing van 15 mL met 1.3*10⁻³ mol H⁺. 
Stap 1: Sleep de informatie naar de juiste plek.
mol
L
0.015
1.3*10-3
1
0.0867

Slide 5 - Sleepvraag

Bereken de pH van een oplossing van 15 mL met 1.3*10⁻³ mol H⁺. 
Stap 2: reken nu de pH uit. Klopt het??
=
= 1.06
pH
- log
0.0867

Slide 6 - Sleepvraag


 [H] = 10-pH
Wat is de [H] in mol/L van een oplossing 
met een pH van 2.60?
A
2.512103
B
2.5103
C
398
D
0.025

Slide 7 - Quizvraag

Maagzuur heeft een pH van 2,30.

De H+ concentratie is te berekenen via 10-pH
Type in: "shift, log", dan "(-)", "2,30", en dan "="
A
= 199.526...
B
= 5.0*10^-3
C
beide goed
D
beide fout

Slide 8 - Quizvraag

Zwavelzuuroplossing heeft een pH van -0,70.

Wat is de H+ concentratie? Dit is te bereken via 10-pH
Let nu goed op de "-" en "-", die worden samen "+"
A
= 5.0
B
= 0.85
C
beide goed
D
beide fout

Slide 9 - Quizvraag

Maakt het uit voor de berekening van de [H⁺] uit, welke stof er in de oplossing zit, als de pH is gegeven?
A
ja, want daaruit haal je hoeveel H+ er is afgestaan
B
ja, want je moet zeker weten dat het een zuur is
C
nee, want je hebt de pH al dus er zit blijkbaar H+ in
D
nee, maar ik weet niet waarom...

Slide 10 - Quizvraag

Uitgebreid
Pim heeft 100 ml zoutzuur met pH = 2,50. 
Hij moet deze oplossing vijfmaal verdunnen en dan de pH berekenen. We gaan samen kijken wat hij moet doen.

Slide 11 - Tekstslide

Pim moet een oplossing van 100 mL vijfmaal verdunnen. Vijfmaal verdunnen betekent dat het volume 5 maal zo groot moet zijn. Wat kan hij doen?
A
Hij kan er 500 mL van maken
B
Hij kan er 500 mL bijdoen
C
Hij kan er 1/5 (20 ml) uithalen
D
Hij kan er 400 mL bijdoen

Slide 12 - Quizvraag

Pim heeft de oplossing vijfmaal verdund, bijvoorbeeld door er 400 mL bij te doen, en er 500 mL van te maken. de pH is nu anders. Wat moet je eerst weten om uiteindelijk de pH te berekenen?
A
het nieuwe volume in mL
B
de nieuwe concentratie H+ in mol/L
C
de nieuwe concentratie OH- in mol/L
D
zowel A als B is goed

Slide 13 - Quizvraag

De oplossing had een pH = 2,50. Deze is 5 x verdund. Bereken nu eerst de nieuwe H+ concentratie. Hoe? En wat volgt?
stap 1: gegeven is de pH
stap 2 reken de [H+] uit

stap 3 verdun de [H+]
stap 4 reken de nieuwe pH uit
[H+] = 10-pH
 10-2,50 = 3.16*10-3

[H⁺] = 3.16*10-3/5

pH = -log 6.32 = 3.20

Slide 14 - Sleepvraag

Overzicht: Pim heeft 100 ml zoutzuur met pH = 2,50. Hij heeft deze oplossing vijfmaal verdund, de pH is nu anders.
Wat moet je doen om de nieuwe pH te berekenen?
1. de [H+]  van de beginsituatie berekenen 
(dit kan met de pH)
2. de verdunning toepassen en de nieuwe  [H+]  berekenen
3. met de nieuwe  [H+]  de pH berekenen 
(pH = -log ( [H+] )

Slide 15 - Tekstslide

met deze hulp-les kwam ik beter uit de pH vragen
A
nee, ik vind het juist lastiger
B
maakte niet uit
C
ja, deelstapjes zien helpt me bij de sommen
D
ik snap andere dingen niet

Slide 16 - Quizvraag