Clase 3.07 - mhv2 - ¡Visitamos las Canarias!, objeto directo

• Spaans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 3

Clase 3.07

Hacer (doen/maken):

- ejercicios 1 hasta 3, p.44 (TB)

- ejercicios 1 hasta 3, p.52 (WB)

- ejercicio 4, p.53 (WB)

- ejercicio 9, p.54 (WB)

- ejercicios 14 + 15, p.56 (WB)

Aprender (leren):

- vocabulario: woordenlijst unidad 3, ¡Visitamos las Canarias! + ¿Qué tiempo hace?

- el objeto directo (persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp), página 49 (TB) + aantekeningen

Planificación: Hoy es ...

1. Reglas de la clase	5 min
2. Gramática: el objeto directo	20 min
3. ¡En marcha!	25 min
4. Evaluación y la próxima clase	5 min

Después de esta clase... 

... has aprendido el objeto directo.

... has aprendido cinco palabras nuevas.

Reglas de la clase

1. Je telefoon is thuis of in de kluis.
2. Bij binnenkomst op je plek zitten, jas uit en tas van tafel.
3. Je hebt altijd je spullen mee: boeken, schrift, pen, opgeladen device.
4. Als een ander praat, ben je stil en luister je.
5. Wanneer de docente uitleg geeft, zijn jullie stil en maken jullie aantekeningen in je schrift.
6. We lachen elkaar niet uit.
7. Je ruimt pas op als de docent dat aangeeft.
8. Heb je een les gemist? Vraag aan klasgenoten om aantekeningen, welke opdrachten in te halen...

Gramática: el objeto directo

Pak je device erbij en log in via lessonup.app

Ik heb de video gekeken over het lijdend voorwerp.

1. ja
2. nee

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp in een zin te vinden?

Vul het rijtje van het lijdend voorwerp aan:
me, te, __/__, nos, os __/__

Waar in de zin staat het lijdend voorwerp?

Gramática: el objeto directo

Deze voornaamwoorden vervangen het lijdend voorwerp van de zin. 

Je gebruikt het, als het lijdend voorwerp al bekend is uit de context en je het niet hoeft te herhalen.

Het wordt altijd vóór het vervoegde werkwoord geplaatst (behalve bij het hele werkwoord).

TB: página 49

Los pronombres del objeto directo

yo

tú

él / usted-masculino / cosa masculina

ella / usted-femenina / cosa femenina

nosotros/as

vosotros/as

ellos / ustedes-hombres / cosas masculinas

ellas / ustedes-femeninas / cosas femeninas

lo

la

los

las

me

te

nos

os

¿Qué es el objeto directo?
Yo leo el periódico.

¿Qué es el objeto directo?
Mi hermana ve una película.

¿Qué es el objeto directo?
Luis compra el pan.

¿Dónde pongo los huevos?
___ pones en la nevera.

1. lo
2. la
3. los
4. las

¿Dónde pongo las patatas?
___ pones en la despensa.

1. lo
2. la
3. los
4. las

¿Dónde pongo el aceite?
___ pones en el armario.

1. lo
2. la
3. los
4. las

¿Dónde pongo la?
___ guardas en la despensa.

1. lo
2. la
3. los
4. las

¡En marcha!

Libro de trabajo: ejercicio 2 página 52

Luister naar het gesprek en kruis aan wat ze uiteindelijk gaan doen.

0 ir en kayak                 0 ir en barco                       0 pasear por Las 

0 ver ballenas              0 hacer senderismo                Palmas

ejercicios 2 y 3

¡En marcha!

Libro de trabajo: ejercicio 2 página 52

Luister naar het gesprek en kruis aan wat ze uiteindelijk gaan doen.

x ir en kayak                 0 ir en barco                       0 pasear por Las 

0 ver ballenas              0 hacer senderismo                Palmas

ejercicios 2 y 3

¡En marcha!

Libro de trabajo: ejercicio 3 página 52

Luister nog eens naar het gesprek tussen Dácil, Sandra en Fernando.

Vul de tabel aan met de juiste namen.

ejercicios 2 y 3

	Lo pasa bien	Se aburre	Le da miedo
hacer senderismo		Fernando
ver ballenas
ir en barco
ir en kayak

¡En marcha!

Libro de trabajo: ejercicio 3 página 52

Luister nog eens naar het gesprek tussen Dácil, Sandra en Fernando.

Vul de tabel aan met de juiste namen.

ejercicios 2 y 3

	Lo pasa bien	Se aburre	Le da miedo
hacer senderismo	Sandra	Fernando
ver ballenas			Sandra
ir en barco		Sandra
ir en kayak	todos

¡En marcha!

Je gaat zelfstandig aan de slag:

- ejercicios 1 hasta 3, p.44 (TB)

- ejercicio 1 , p.52 (WB)

- ejercicio 4, p.53 (WB) (audio's in Magister.Learn)

- ejercicio 9, p.54 (WB)

- ejercicios 14 + 15, p.56 (WB)

Vocabulario

Woordenlijst unidad 3: ¿Qué tiempo hace?

Ik begrijp el objeto directo.

😒🙁😐🙂😃

¿Qué palabras nuevas has aprendido?

La próxima clase

Vamos a ...

... aprender verbos como gustar.

Deberes:

- Magister.Learn, Taaldorp & clase 3.07

- vocabulario: woordenlijst unidad 3, ¡Visitamos las Canarias!

- vocabulario: woordenlijst unidad 3, ¿Qué tiempo hace?

- el objeto directo (persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp), página 49 (TB) + aantekeningen

Hasta la próxima clase

• Stoel netjes aanschuiven.
• Papieren van de grond / tafels.