meewerkend voorwerp h4

Nederlands Grammatica H4
Meewerkend voorwerp
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Nederlands Grammatica H4
Meewerkend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

zimsalabinbin
Wat we gaan doen
  • Uitleg over het meewerkend voorwerp
  • Oefeningen van het meewerkend voorwerp

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meewerkend voorwerp

  • Aan / voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
  • Check daarna of je aan of voor kunt weglaten of toevoegen. Soms moet je hiervoor de woordvolgorde aanpassen.

Ik /wil /aan mijn oma /graag/ een dikke knuffel /geven.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De mevrouw ging verhuizen door de lawaai

Wat is 'De mevrouw'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een dief had onze pakketje gestolen.

Wat is 'onze pakketje'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uber eats gaf ons eten perrongelijk aan de buurvrouw.

Wat is 'aan de buurvrouw'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meewerkend voorwerp

  • Ik wil aan mijn tante een grote bos bloemen geven.
  • Ik / wil / aan mijn tante / een grote bos bloemen / geven
  • wg = wil geven
  • ow = ik (Wie wil?)
  • lv = een grote bos bloemen (Wat wil ik geven?)
  • mv --> Aan wie wil ik een een grote bos bloemen geven? aan mijn tante
  • Controle: kan ik aan weglaten? 
  • JA: Ik wil mijn tante een grote bos bloemen geven. --> mw. voorwerp

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een meewerkend voorwerp?

Hij maakte het (aan de zijkant) vast.
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Let op!
  • Als een zinsdeel met aan of voor begint en het geeft een plaats / plek / locatie aan, dan is het geen meewerkend voorwerp.
  • Als er geen lijdend voorwerp in de zin staat, kan er geen meewerkend voorwerp in de zin staan.
  • Een onderwerp en een lijdend voorwerp kunnen niet met een voorzetsel beginnen: aan, voor, tussen, op, over, in, achter, met, na

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een meewerkend voorwerp?

De juf geeft (aan hem) een compliment.
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een meewerkend voorwerp?

In het vliegtuig zit hij graag (aan het gangpad).
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een meewerkend voorwerp?

De uitbouw zit (aan de achterkant) van het huis.
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een meewerkend voorwerp?

Zij koopt een cadeautje (voor haar zieke vriendin).
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp (mv) in de zin:

Mag ik u een kopje thee inschenken?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp (mv) in de zin:

Ik gaf mijn moeder een kus.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp (mv) in de zin:

Ivo gaf Mascha een klap in haar gezicht.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp (mv) in de zin:

De meester heeft Lize de moeilijke som uitgelegd.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Einde van les/presentatie
bedankt om mee te doen met de les/presentatie

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies