In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 10 min
Onderdelen in deze les
Quiz
Pak je device en ga naar LessonUp
Tik de code in
Gebruik je eigen naam
Slide 1 - Tekstslide
Hoe zitten de ribben vast aan het borstbeen?
A
Met gewrichten
B
met kraakbeen
C
vergroeid
D
naadverbinding
Slide 2 - Quizvraag
Hoe heet bot nr 10?
A
Dijbeen
B
Kuitbeen
C
Scheenbeen
D
Knieschijf
Slide 3 - Quizvraag
Gewrichten: Hier zie je een
A
Rolgewricht
B
Scharniergewricht
C
Kogelgewricht
Slide 4 - Quizvraag
Welke functies heeft ons skelet?
A
vormgeven, bescherming, stevigheid
B
vormgeven, stevigheid, beweging
C
beweging, vormgeven, stevigheid, bescherming
Slide 5 - Quizvraag
Wat is NIET een kracht?
A
Spierkracht
B
Massakracht
C
Magnetische kracht
D
Veerkracht
Slide 6 - Quizvraag
Chantal doet een proef. Ze hangt een gewicht aan een krachtmeter. De krachtmeter rekt uit. Door welke soort kracht rekt de krachtmeter uit?
A
zwaartekracht
B
veerkracht
C
magnetische kracht
D
elektrische kracht
Slide 7 - Quizvraag
Gewicht meet je in?
A
Kilogram
B
Newton
C
Massa
D
Kracht
Slide 8 - Quizvraag
De formule voor het berekenen van de kracht is....
A
Fz = m / g
B
Fz = m x g
C
Fz = g / m
D
Fz = m x 10
Slide 9 - Quizvraag
De massa van een zak strooizout is 25 kg. Wat is de zwaartekracht op de zak strooizout?
A
Fz = 2,5 N
B
Fz = 0,4 N
C
Fz = 250
D
Fz = 250 N
Slide 10 - Quizvraag
De massa van de steen is 250 g. De krachtenschaal is 1 cm ≡ 1 N. Hoe groot is de pijl die je zou moeten tekenen?
A
2,5 cm
B
0,25 cm
C
25 cm
D
0,025 cm
Slide 11 - Quizvraag
De gegeven krachtenschaal is 1 cm = 25 N. Hoe groot moet een pijl zijn van 150 N?
A
1 cm
B
15 cm
C
6 cm
D
25 cm
Slide 12 - Quizvraag
De hijskraan tilt de container op met 4 kabels. In de kabels is ......
A
Spankracht
B
Zwaartekracht
Slide 13 - Quizvraag
Zwaartekracht
Veerkracht
Spankracht
Slide 14 - Sleepvraag
Een meisje en jongen duwen (bron 1 blz 105), maar de handen komen niet in beweging. Wat kun je zeggen over de duwkracht van de jongen en meisje?
A
Duwkracht jongen is groter dan van meisje
B
Duwkracht meisje is groter dan van jongen
C
Duwkracht van jongen is net zo groot als die van meisje
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
De bovenste magneet zweeft boven de onderste magneet. Dan is:
A
1 een Noordpool;
2 een Zuidpool
B
1 een Zuidpool;
2 een Noordpool
C
1 een Noordpool;
2 een Noordpool
D
1 een Zuidpool;
2 een Zuidpool
Slide 17 - Quizvraag
Is dit een plastisch of elastisch vervorming?
A
Plastisch
B
Elastisch
Slide 18 - Quizvraag
In welk van onderstaande voorbeelden is er sprake van plastische vervorming?
A
Een fietsband wordt flink ingedrukt als Wietske op haar fiets gaat zitten
B
Een polsstok buigt flink door tijdens een sprong van een atleet
C
Jara verbuigt een paperclip om daarmee haar iPad te resetten.
D
Een boom buigt ver mee met een hevige windvlaag
Slide 19 - Quizvraag
Als je de kracht op een spiraalveer verdubbelt:
A
wordt de lengte van de veer 2x zo groot
B
wordt de uitrekking van de veer 2x zo groot
C
wordt de lengte van de veer 4x zo groot
D
wordt de uitrekking van de veer 4x zo groot
Slide 20 - Quizvraag
De kracht van 250 Newton, wordt getekend met een pijl van 5 cm. Wat is de krachtenschaal?
A
1 cm =^ 10 N
B
1 cm =^ 50 N
C
1 cm =^ 5 N
D
1 cm =^ 250 N
Slide 21 - Quizvraag
Wat gebeurt er als je een noordpool van de ene magneet bij de zuidpool van een andere magneet houdt?
A
De noord- en zuidpool trekken elkaar aan
B
De noord- en zuidpool stoten elkaar af
C
Het hangt af van de sterkte van de magneet
Slide 22 - Quizvraag
Astronaut André (massa 80 kg) bevindt zich op de maan. Hij gaat op één been staan. De sterkte van de zwaartekracht op de maan is 1,6 N/kg. Welke uitspraak is – natuurkundig gezien – het meest juist?