3.3 De bloedsomloop

3.3 De bloedsomloop
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.3 De bloedsomloop

Slide 1 - Tekstslide

Deze les bestaat uit:

Deze les bestaat uit:
Terugblik op vorige les (gele slides)
Uitleg nieuwe stof (witte slides)
Afsluitquizje (blauw)
Slide met opdracht (groen)


Door op deze rode bolletjes met vraagtekens te klikken opent er zich een venstertje met ietsjes meer uitleg. 
Klik hier om de fantastische stem van mevrouw America te horen!
En klik hier op om te zien wat er dan gebeurt!
Op sommige afbeeldingen kun je klikken om in te zoomen. Zoals deze. Probeer maar.  

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik!

Slide 3 - Tekstslide

uit welke 4 onderdelen bestaat bloed?
A
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en zuurstof
B
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en koolstofdioxide
C
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplasma, rode-, blauwe bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 4 - Quizvraag

Waar bestaat bloedplasma uit?
A
water en zout
B
water en opgeloste stoffen
C
water en eiwitten en opgeloste stoffen
D
water en zout en eiwitten

Slide 5 - Quizvraag

nr 4
nr 8
rode bloedcellen
bloedplasma
vaste bestanddelen
water

Slide 6 - Sleepvraag

Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 8 - Quizvraag

Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft geen vaste vorm?
Met vaste vorm wordt iets wat altijd dezelfde vorm heeft bedoeld. Iets wat geen vaste vorm heeft kan zijn vorm dus veranderen
(Klik op het rode vraagtekentje voor extra uitleg)
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
bloedplasma

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste taak van de Bloedplaatjes?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 10 - Quizvraag

Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft een celkern?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes

Slide 11 - Quizvraag

Doel van de les
  • 3 Je kunt bloedvaten in het bloedvatenstelsel benoemen.
  • 4 Je kunt de dubbele bloedsomloop beschrijven.

Het bloed vervoert zuurstof naar alle cellen. Afvalstoffen worden door het bloed afgevoerd. Een netwerk van bloedvaten bereikt alle plaatsen in je lichaam.

Slide 12 - Tekstslide

Rode en blauwe bloedvaten

In tekeningen van bloedvaten zie je meestal rode en blauwe bloedvaten, zoals in de afbeelding. Rood betekent dat het bloed in de bloedvaten veel zuurstof bevat. Blauw betekent dat het bloed weinig zuurstof bevat. In werkelijkheid is al je bloed rood. Zuurstofrijk bloed is helderrood en zuurstofarm bloed is donkerrood.

Slide 13 - Tekstslide

Bloedvatenstelsel
Bestaat uit:
  • hart
  • bloedvaten
De weg die het bloed aflegt in het lichaam noemen we bloedsomloop

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Bloedsomloop gaat door ons hele lichaam. Brengt zuurstof en voedingsstoffen. Haalt CO2 op.

Slide 16 - Tekstslide

Namen van bloedvaten
Slagaders: krijgen de naam van het orgaan waar ze naar toe stromen. bv. nierslagader. Over het algemeen rood getekend. 
Aders: krijgen de naam van het orgaan waar ze vanaf stromen. bv. nierader. Over het algemeen blauw getekend. 
LET OP: ER ZIJN UITZONDERINGEN!!!

Slide 17 - Tekstslide

Uitzondering 1
De bloedvaten van en naar het hart hebben andere namen: onderste holle ader, bovenste holle ader en aorta.

Aorta: grootste slagader van het lichaam. 
Komt direct uit het hart. 
Alle andere slagaders vertakken uit de aorta. 
 

Slide 18 - Tekstslide

Uitzondering 2
Holle Ader
Bovenste en onderste
Verzamelt al het zuurstofarme bloed uit de boven (de bovenste holle ader) en onderkant (de onderste holle ader) van het lichaam en stroomt terug het hart in. 
Bovenste holle ader
Onderste holle ader
Aorta

Slide 19 - Tekstslide

Uitzondering 3


Het bloedvat dat bloed naar het hoofd vervoert, heet halsslagader. Bloed stroomt van het hoofd terug naar het hart door de halsader.

Slide 20 - Tekstslide

Dubbele bloedsomloop
  • gaat 2x door het hart
  • rechterkant is zuurstofarm
  • linkerkant is zuurstofrijk

Slide 21 - Tekstslide

Grote bloedsomloop
Grote bloedsomloop gaat van het linker helft van het hart naar alle organen van het lichaam om zuurstof weg te brengen en CO2 op te halen. Vanuit de organen stroomt het weer naar de rechterhelft van het hart.

Slide 22 - Tekstslide

Kleine Bloedsomloop
Kleine bloedsomloop gaat van hart naar de longen, en van de longen weer naar het hart. Het bloed brengt CO2 weg en haalt zuurstof op

Slide 23 - Tekstslide

jullie zien de bolletjes van paars (zonder zuurstof) naar rood (met zuurstof) veranderen.


In de grote bloedsomloop worden zuurstof en voedingstoffen afgegeven aan de cellen. Koolstofdioxide en andere afvalstoffen worden door de cellen afgegeven aan het bloed. 
Per omloop stroomt het bloed twee keer door het hart. Daarom noem je de bloedsomloop bij mensen een dubbele bloedsomloop.

Longen
hart
 Rest  lichaam
linker hart
rechter hart

Slide 24 - Tekstslide

Aan het werk! BIOLOGIE VOOR JOU!
Wat? 3.3 De bloedsomloop- opdrachten 1 t/m 9.
Opdracht 1, 4, 5 en 6  maak je in je mapje. 
Waar? In Magister.me in de studiewijzer mens en natuur. 

Klaar? Test jezelf. 
Niet af? Dan is het Huiswerk!!!

Slide 25 - Tekstslide

Zin in een quizje???

Slide 26 - Tekstslide

Hoort het hart bij het bloedvatenstelsel?
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quizvraag

De kleine bloedsomloop gaat naar.....
A
alle organen van het lichaam
B
de longen

Slide 28 - Quizvraag

Bij een dubbele bloedsomloop gaat het bloed.......
A
2x door de longen
B
2x door het hart
C
2x door alle organen

Slide 29 - Quizvraag

Welke kant van het hart en de bloedsomloop is zuurstofrijk?
A
rechterkant
B
linkerkant
C
allebei de kanten
D

Slide 30 - Quizvraag


Bij één omloop, stroomt het bloed.....
A
1 x door het hart
B
2 x door het hart
C
3 x door het hart
D
niet door het hart

Slide 31 - Quizvraag

Wat vind je nog moeilijk? Waar heb je meer uitleg bij nodig?

Slide 32 - Open vraag

Wat vond je van deze les? Wat zou je anders willen? Wat moet zo blijven?

Slide 33 - Open vraag