Leesvaardigheid vwo 4 periode 2

Goedemorgen V4! 
  • Leg op de tafel: Macbook, boek Op Niveau, schrift + pen/potlood 
  • Huiswerk niet gemaakt? Bijwerken voor donderdag anders kom je de les niet in. 
  • Ga naar Google Classroom en maak de Goformative. 

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Goedemorgen V4! 
  • Leg op de tafel: Macbook, boek Op Niveau, schrift + pen/potlood 
  • Huiswerk niet gemaakt? Bijwerken voor donderdag anders kom je de les niet in. 
  • Ga naar Google Classroom en maak de Goformative. 

Slide 1 - Tekstslide

Emoticons- Een plaatje zegt net zoveel als woorden
  • Vergelijk met je buurman/buurvrouw je lijstje met 'Vaak gebruikte' emoticons
  • Welke komen het meest voor? 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 1
  • Doe je boek open op pagina 90/91
  • Je hebt 1 minuut de tijd om...
  • te bepalen wat het onderwerp van de tekst is
  • de deelonderwerpen van de tekst te bepalen
  • het doel van de tekst te bepalen 
timer
1:00

Slide 6 - Tekstslide

  • Titel
  • Tussenkopjes
  • Illustraties
  • Inleiding
  • Slot
  • Schrijver 
  • Bron
  • Kernzinnen
  • Signaalworoden en signaalzinnen 

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 2
  • Maak opdracht 1 t/m 11 in je schrift. 
  • Noteer bij de volgende vragen het regelnummer/de regelnummers waaruit het antwoord duidelijk werd:
  • Vraag 2, 5, 8, 11 
Werkwijze:
  • Ronde 1 - 5 minuten = tekst intensief lezen
  • Ronde 2 - 2 minuten = elkaar uitleggen wat de hoofdzaken van de tekst zijn 
  • Ronde 3 - 10 minuten = vragen bij de tekst maken, alleen
  • Ronde 4 - 5 minuten = in overleg tot dezelfde antwoorden komen 
  • Eerder klaar? Maak een tijdlijn waarin je de ontwikkeling van de emoji weergeeft. 


timer
15:00

Slide 8 - Tekstslide

Met  emoticons kan je je beter uitdrukken 
  • Vraag 1 t/m 11 
  • Geef je schrift met antwoorden één plek door naar achter.
  • Kijk de vragen van degene voor je na met een andere kleur pen/potlood. 

Slide 9 - Tekstslide

hyperbolisch + ironisch: 

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 1 A+B
hyperbolisch = overdreven
ironisch = spottend 
Het was een overdrijving, zoals de meeste smileys op Hyves hyperbolisch of ironisch worden gebruikt. Vannacht gestoken door een mug: machine gun smiley. 

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 1 C
gimmick = iets dat niet grappig en niet al te serieus is

Emoji - de verzameling pictogrammen waaronder smiley vallen - zijn van gimmick veranderd in een serieuze aangelegenheid. 

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 1 D
ambigue = dubbelzinnig/voor meerdere uitleg vatbaar

De aantrekkingskracht van emoji wordt vaak verklaard met het ambigue karakter. Het zijn symbolen die in verschillende sociale contexten steeds weer wat anders kunnen betekenen (...). 

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 1 E
metafoor = beeldspraak (gebaseerd op vergelijking) 

(...) En daarom juichte ze de verandering naar het waterpistool toe als een kleine stap in de strijd voor 'de veiligheid van Amerikanen'. Tegenstanders hoonden dat het bedrijf niet bekend is met het fenomeen metafoor. Dat geldt dan ook voor de Franse rechter die in maart een man tot zes maanden gevangenisstraf veroordeelde voor het versturen van de revolver naar zijn ex. 

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 2 
Op welke manier wekt de auteru in de eerste alinea de belangstelling van de lezer?

Ze begint met een aansprekend voorbeeld/anekdote 

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 3
Vat alinea 1 en 2 samen in een volledige zin van maximaal 15 woorden.

De meeste smileys op Hyves waren overdreven op spottend bedoeld. 

LET OP! Geen voorbeelden erin verwerken. 

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 4
A. Op welke manier is alinea 3 aan de vorige alinea's gekoppeld?
B. Van welk verband is hier sprake?

A. Met het signaalwoord Onlangs.
B. Er is sprake van een chronologisch verband. 

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 5
Naar aanleiding waarvan heeft de auteur deze tekst geschreven? Noem twee gebeurtenissen. 

1. Ze moest (onlangs) afscheid nemen van een doodziek iemand en kreeg een kloppend hartje terug. 
2. Een Duitse jonge moslima heeft (deze week) gepleit voor een emoji met hoofddoek. 

Slide 18 - Tekstslide

Vraag 6 
Noteer minstens vier WOORDEN of WOORDGROEPEN uit het tekstgedeelte dat bestaat uit alinea 5 tot en met 8 die een chronologisch verband aanduiden. 

deze week, tegenwoordig, toen, in 2011, een paar jaar later, in 2014, eind 2013

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 7
Welk synoniem voor het woord oprecht wordt in alinea 10 gebruikt?

Welgemeend of gemeende
'En die zoenen, hartjes en smiley-met-hartjeszoen zijn welgemeend verstuurd. '
'Waar emoji in de beginjaren vooral dienden als emotionele richtingaanwijzer na een zin (...) brengen ze nu vooral gemeende gevoelens over. 

Slide 20 - Tekstslide

Vraag 8 
'Tegenstanders hoonden dat het bedrijf niet bekend is met het fenomeen metafoor'. Wat bespotten de tegenstanders en waarom? Leg uit in één of meer volledige zinnen van maximaal 35 woorden. 

Volgens tegenstanders maakt het niets uit voor de veiligheid van Amerikanen dat Apple de revolver-emoji vervangen heeft door het waterpistool. Een waterpistool is nog steeds beeldspraak (een symbool) voor een echt pistool. 

Slide 21 - Tekstslide

Vraag 9 

Noem het verband van:
a. Daarom (regel 65)
b. Wanneer (regel 74)

a. redengevend
b. voorwaardelijk 
Vraag 9: toelichting

'Emoji zijn grappig, maar ook een krachtige vorm van communicatie' (...). En daarom juichte ze de verandering naar het waterpistool toe als een kleine stap in de strijd voor 'de veiligheid van Amerikanen'. 

Dat is een emoji die van pas komt bij een appje als je daadwerkelijk een regenboog hebt gezien: wanneer het op homo-emancipatie aankomt hebben we een wapperende vlag nodig. 

Slide 22 - Tekstslide

Vraag 10 
Welke tekststructuren herken je in de tekst? 
Verschijnsel-en-besprekingstructuur + Vroeger-en-nu-structuur
De auteur bespreekt het verschijnsel emoticons, ze beschrijft hoe ze vroeger werden gebruikt en hoe ze in deze tijd volwassen zijn geworden. Ze informeert de lezers dus, legt iets uit. 

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 11
Je kunt zeggen dat de auteur in de slotalinea de cirkel rondmaakt. Licht dit toe. 

In de slotalinea komt ze terug op de titel: 'Emoji zijn nu volwassen.' 

Slide 24 - Tekstslide

Verwerkingsopdrachten
1. Maak een informerende presentatie die aansluit bij de tekst 'We roeien uit, maar we leren er wel van.'  
2. Maak een betogende presentatie die aansluit bij de tekst 'We roeien uit, maar we leren er wel van.' 
3. Maak een toets bij de tekst 'We roeien uit, maar we leren er wel van.' Baseer je hierbij op theorienummers 32 t/m 46. Zorg dat elk theorienummer terugkomt. Zorg voor ongeveer 10 vragen. 
4. Maak een theoriequiz over theorienummers 35 t/m 38 
5. Maak een theoriequiz over theorienummers 39 t/m 45 
6. Maak een theoriequiz over theorienummer 46 

Slide 25 - Tekstslide

Goedemiddag V4! 
Huiswerk op tafel leggen
Boek Op Niveau 
Schrift

Slide 26 - Tekstslide

Programma
  • Tekst 'Emoticons' bespreken m.b.v peerfeedback
  • Theorie inleiding-kern-slot
  • Tekst in goede volgorde leggen, waarbij je gebruik maakt van de theorie
  • Vragen maken bij de tekst 'We roeien uit, maar we leren er wel van'. 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

We roeien uit, maar we leren er wel van
  • Lees de tekst op pagina 92/93
  • Elk groepje maakt verschillende opdrachten in hetzelfde document
  • Groep 1: vraag 1 t/m 4 
  • Groep 2: vraag 5 t/m 7
  • Groep 3: vraag 8 t/m 10
  • Groep 4:  vraag 11 t/m 14 
  • Groep 5: Maak een informerende of betogende presentatie die aansluit bij de tekst 'We roeien uit, maar we leren er wel van.'  

Slide 29 - Tekstslide

We roeien uit, maar we leren er wel van. 
  • Kijk de opdrachten na m.b.v. het nakijkmodel. 
  • Noteer de vragen op het bord die je nog niet goed begrijpt. 

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht
Jullie lezen de tekst 'Niks mis met Dode Bomen, papier wordt de nieuwe luxe premium'. Maak allebei een samenvatting van de tekst. Als de samenvattingen klaar zijn, lezen jullie elkaars samenvattingen. 

Na afloop worden er vier quizvragen gesteld. Het tweetal dat het snelst kan antwoorden heeft de beste samenvatting gemaakt. 

Slide 31 - Tekstslide

Werkwijze 
Lees de tekst door en maak een samenvatting van de tekst. Het uiteindelijke resultaat moet een goedlopende tekst zijn van niet meer dan 100 woorden. N.B. Je mag anderen niet helpen en alleen je eigen tekst lezen! 
Lees elkaars samenvattingen. Je mag niet praten! 

Slide 32 - Tekstslide

Jullie krijgen straks vier vragen. Als je het antwoord op de vraag weet, ga je z.s.m. staan. 

Slide 33 - Tekstslide

Mislukken om te slagen
Kijk de vragen 1 t/m 8 na. 
Klaar? Ga aan de slag met 'Extra oefenen lezen' met de onderdelen die jij nog lastig vindt.

timer
5:00

Slide 34 - Tekstslide

Uit een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau is gebleken dat Nederlanders steeds meer functioneel lezen en steeds minder uit genoegen. Dat geldt vooral voor jongeren. Het deel van vrije tijd dat Nederlanders aan lezen besteden is in veertig jaar met de helft afgenomen. 

(...) er zijn redenen om niet ongerust te zijn over de uitkomsten van dit onderzoek. (...) we afzien van het onderscheid tussen functioneel lezen en lezen uit genoegen, (...) blijkt dat Nederlanders meer lezen dan ooit. (...) is bij het onderzoek het vele lezen als nevenactiviteit buiten beschouwing gelaten. (...) het ouderwetse lezen van boeken is niet dood, anders dan de indruk die het onderzoek zou kunnen wekken. 

De literaire belangstelling in onze tijd heeft een aantal positieve aspecten. Het literaire boek vliegt over de toonbank. Er is (...) veel aandacht voor literatuur op de televisie. (...) het aanbod is tegenwoordig breed toegankelijk en steeds meer op maat voor ieders invidiuele belangstelling. 

Slide 35 - Tekstslide

Uit een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau is gebleken dat Nederlanders steeds meer functioneel lezen en steeds minder uit genoegen. Dat geldt vooral voor jongeren. Het deel van vrije tijd dat Nederlanders aan lezen besteden is in veertig jaar met de helft afgenomen. 

Maar er zijn redenen om niet ongerust te zijn over de uitkomsten van dit onderzoek. Als we afzien van het onderscheid tussen functioneel lezen en lezen uit genoegen, dan blijkt dat Nederlanders meer lezen dan ooit. Bovendien is bij het onderzoek het vele lezen als nevenactiviteit buiten beschouwing gelaten. Ook het ouderwetse lezen van boeken is niet dood, anders dan de indruk die het onderzoek zou kunnen wekken. 

De literaire belangstelling in onze tijd heeft een aantal positieve aspecten. Het literaire boek vliegt over de toonbank. Er is daarnaast veel aandacht voor literatuur op de televisie. En het aanbod is tegenwoordig breed toegankelijk en steeds meer op maat voor ieders invidiuele belangstelling. 

Slide 36 - Tekstslide

Alinea's worden altijd met elkaar verbonden m.b.v. signaalwoorden.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 37 - Quizvraag

De woorden tevens, verder, bovendien en tot slot geven een opsommend verband aan.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 38 - Quizvraag

De woorden zo, bijvoorbeeld, ter illustratie en namelijk geven een toelichtend verband aan.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 39 - Quizvraag

Bij het schrijven van een tekst breng je verband aan tussen zinnen en alinea's door signaalwoorden en verwijswoorden te gebruiken.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 40 - Quizvraag

Een anekdote en de aanleiding kun je zowel in het begin als in het middenstuk van de tekst aantreffen.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 41 - Quizvraag

Het slot van de tekst heeft functies als afweging, toekomstverwachting of aanbeveling.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 42 - Quizvraag

In het middenstuk vind je vaak de bewijsvoering en de probleemstelling.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 43 - Quizvraag

Sommige functiewoorden, zoals theorie - toepassing en oorzaak-gevolg komen vaak samen in een tekstgedeelte voor
A
Onjuist
B
Juist

Slide 44 - Quizvraag

De begrippen bewering en constatering zijn synoniemen
A
Onjuist
B
Juist

Slide 45 - Quizvraag

Een karakterisering zul je regelmatig op het einde van de tekst tegenkomen
A
Onjuist
B
Juist

Slide 46 - Quizvraag

Lees de tekst (Vermeende) rampen
  • Lees eerst titel, inleiding en slot. De hoofdzaken moet je straks invullen bij de quizvraag. 
  • Lees vervolgens globaal de tekst door en probeer van elke alinea de kernzinnen te bepalen. 
  • Lees de tekst intensief door. Noteer moeilijke woorden/passages. 
  • Maak opdrachten 1 t/m 12 duidelijk in je schrift. 

Slide 47 - Tekstslide

Hoofdzaken tekst 6?

Slide 48 - Open vraag