Minerva les 2 Accusativus

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Minerva les 2 WW en Accusativus
Het werkwoord

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Het werkwoord in het Latijn
BIj werkwoorden in het Latijn geeft het eerste deel van het woord informatie over de betekenis.

De uitgang van het woord geeft grammaticale informatie

Slide 5 - Tekstslide

Onderwerp en gezegde
Als het onderwerp in het enkelvoud staat dan staat ook het werkwoord in het enkelvoud. Beide woorden hebben dan achter de stam een uitgang die het SIGNAAL enkelvoud geeft. In het Latijn is de signaalletter voor de derde persoon enkelvoud (hij/zij/het) -t

servus clamat: de slaaf roept
silva mutat: het bos verandert
donum est: het geschenk is

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Werkwoord
Werkwoorden hebben een stam en een uitgang
1. De stam geeft de betekenis van het werkwoord,
2. De uitgang geeft extra informatie (signaal) 
bv wie (hij/ zij) de handeling verricht.
In dat geval noemen we het werkwoord PERSOONSVORM

Slide 8 - Tekstslide

mensa
A
est
B
sunt

Slide 9 - Quizvraag

servi
A
currit
B
currunt

Slide 10 - Quizvraag

mensae
A
est
B
sunt

Slide 11 - Quizvraag

est
ambulant
sunt
mutat
servi
mensa
rex
silva
vinum
mensae

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Tekstslide

Lijdend voorwerp (Accusativus)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp heet in het Latijn Accusativus.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

mensas is een
A
nominativus ev
B
nominativus mv
C
accusativus ev
D
accusativus mv

Slide 20 - Quizvraag

servum is een
A
nominativus ev
B
nominativus mv
C
accusativus ev
D
accusativus mv

Slide 21 - Quizvraag

donum is een
A
nominativus en acc ev
B
nominativus enk en mv
C
accusativus ev en mv
D
accusativus mv en nom enk

Slide 22 - Quizvraag

silvam is een
A
nominativus ev
B
nominativus mv
C
accusativus ev
D
accusativus mv

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Accusativus
Een Accusativus kan óók na een voorzetsel gebruikt worden.
Dan is het géén lijdend voorwerp maar een verplichte aanvulling na het voorzetsel.
In de woordenlijst staat dan +acc. bij dat voorzetsel. Dat betekent dat achter dat voorzetsel verplicht een woord met een accusativusuitgang volgt.

Slide 25 - Tekstslide

kan achter het voorzetsel 'per' een lijdend voorwerp volgen?
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

waarom moet je met onzijdige zn woorden extra opletten?

Slide 28 - Open vraag

Let op: Naamwoordelijk deel gezegde 

In een zin met est of  sunt komt géén lijdend voorwerp voor. Daar kan wél een naamwoordelijk deel van het gezegde. 
Dat staat altijd in de Nominativus:

Bacchus deus est: Bacchus is een god
mensae mirae sunt: de tafels zijn wonderbaarlijk

Slide 29 - Tekstslide

servus laetus est:
welk woordje is naamwoordelijk deel van het gezegde?
A
servus
B
est
C
laetus

Slide 30 - Quizvraag

een accusativus kan niet
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
na 'in'
D
na 'per'

Slide 31 - Quizvraag

een naamwoordelijk deel van het gezegde kan bij
A
ambulat
B
audit
C
videt
D
est

Slide 32 - Quizvraag