Spelling.vwo5.deel 3

Spelling deel 3
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling deel 3

Slide 1 - Tekstslide

Vorige keer:
Meervouden
Verkleinwoorden
Aan elkaar of los?
Samenstellingen

Slide 2 - Tekstslide

Hoe bepaal je of het meervoud van een woord een extra letter krijgt?

Slide 3 - Open vraag

Wat is het meervoud van lyceum?

Slide 4 - Open vraag

Wat is het meervoud van musicus

Slide 5 - Open vraag

Wat is het meervoud van lemmet?

Slide 6 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van forel?

Slide 7 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van string?

Slide 8 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van leerling?

Slide 9 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van album?

Slide 10 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van schip?

Slide 11 - Open vraag

Stationschef
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

678
A
zeshonderdachtenzeventig
B
zeshonderd achtenzeventig

Slide 13 - Quizvraag


A
zeventienmiljoen
B
zeventien miljoen

Slide 14 - Quizvraag

Hij woont
A
daar tegenover
B
daartenover

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

In ............... wonen relatief veel ................
A
Aarle-Rixtel lange-afstandslopers
B
Aarle Rixtel langeafstandslopers
C
Aarle-Rixtel langeafstandslopers
D
Aarle Rixtel langeafstands-lopers

Slide 18 - Quizvraag

Toen het beeldscherm zwart werd, ging de verstokte .............. direct naar de ................................
A
tv-kijker doehetzelfzaak
B
tv-kijker doe-het-zelfzaak
C
tvkijker doe-het-zelfzaak

Slide 19 - Quizvraag

Camouflageuitrusting
A
goed
B
fout

Slide 20 - Quizvraag

open- en gesloten deuren
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quizvraag

voor- en nadelen
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quizvraag

carnavalsfeesten en –optochten
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quizvraag

ijs- en bruine beren
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Wat is juist?
A
PvdA'er
B
Pvda-er

Slide 27 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Italiës president
B
Italië's president

Slide 28 - Quizvraag

Wat is juist?
A
commerciëel
B
commercieel

Slide 29 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Piets huis
B
Piet's huis

Slide 30 - Quizvraag

Wat is juist?
A
geäutomatiseerd
B
geautomatiseerd

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide