Herhalingsles grammatica zinsdelen

Grammatica zinsdelen     



1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica zinsdelen     



Slide 1 - Tekstslide

Je vindt de persoonsvorm door de zin van tijd te veranderen?
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Het infinitief is de vorm van het werkwoord met ge-, be- etc.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Het gezegde bestaat altijd alleen maar uit werkwoorden.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Zinsdelen maak je door te kijken of je het gedeelte voor de persoonsvorm kunt zetten. Zinsdelen maak je zo groot mogelijk.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Je vindt het onderwerp van een zin door te vragen: wie/wat + pv + rest gezegde?
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Je vindt het lijdend voorwerp van een zin door te vragen: wie/wat + pv + ow + rest gezegde?
EN
Een lijdend voorwerp begint met een voorzetsel.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Je vindt het meewerkend voorwerp van een zin door te vragen: aan/voor + wie/wat + pv + ow + rest gezegde?
EN
Je moet aan of voor toe kunnen voegen of weg kunnen laten in de zin.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

In een zin kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen staan, maar het kan ook zo zijn dat er geen bijwoordelijke bepaling in de zin staat.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Stappenplan zinsontleding

Stap 1: Zoek de persoonsvorm (verander de zin van tijd) 
Stap 2: Zoek en benoem de andere ww. (vd of inf) 
Stap 3: Noteer het gezegde onder de zin (alle ww. + "aan het" en "te" vlak voor het ww)
Stap 4: Zet zinsdeelstrepen (zo groot mogelijk deel voor de pv)
Stap 5: onderwerp (wie/wat + pv + rest gez?)
Stap 6: lijdend voorwerp (wie/wat + pv + ow + rest gez?)
Stap 7: meewerkend voorwerp (aan/voor + wie/wat + pv + ow + lv + rest gez?)
Stap 8: Benoem de bijwoordelijke bepaling(en) (plaatsen, tijden etc.)

Slide 10 - Tekstslide