Verdienen en uitgeven H1

Verdienen en uitgeven
H1. Welvaart
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Verdienen en uitgeven
H1. Welvaart

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Planning
Uitleg hoofdstuk 1
Opgaven maken
Aan het eind van de les: exit ticket

Slide 3 - Tekstslide

Aan het eind van de les kun je..
- De toegevoegde waarde van een bedrijf berekenen
- Alle productiefactoren en hun stroom van inkomen voor de eigenaar benoemen
- De bedrijfskolom aflezen en hiermee berekeningen maken 
- Het BBP berekenen
- Uitleggen wat primaire inkomens zijn 
- Uitleggen op welke manieren wij welvaart meten en welke voor- en nadelen hieraan hangen. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

De bedrijfskolom

Slide 7 - Tekstslide

Stap 1: Een boer verkoopt een portie tarwe voor €0,20
Stap 2: Een meelfabriek verwerkt een portie tarwe tot meel en verkoop dat voor €0,50
Stap 3: De bakker maakt van het meel een brood en verkoopt die voor €1,90

Toegevoegde waarde Boer

Toegevoegde waarde Fabriek

Toegevoegde waarde Bakker
€0,20
€1,40
€0,30

Slide 8 - Sleepvraag

Slide 9 - Video

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Een onderneming heeft een toegevoegde waarde van €3.800.000. De ingekochte goederen en diensten bedragen €1.100.000. Aan lonen is €800.00 betaald. De omzet van de onderneming is:
A
€4.100.000
B
€4.600.000
C
€4.900.000
D
€5.700.000

Slide 13 - Quizvraag

Welke productiefactoren onderscheiden we?
A
arbeid, ondernemerschap en machines
B
arbeid, machines, ondernemerschap en natuur
C
arbeid, kapitaalgoederen, ondernemerschap en natuur
D
arbeid, kapitaal, natuur en ondernemerschap

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de vergoeding voor de productiefactor natuur?
A
pacht
B
loon
C
rente
D
winst

Slide 15 - Quizvraag

Aan welk inkomen is de vergoeding voor de productiefactoren gelijk?
A
Primair inkomen
B
Overdrachtsinkomen
C
Secundair inkomen
D
Besteedbaar inkomen

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Het nominale BBP is met 4% gestegen en het reële BBP is met 2% gestegen. De prijzen zijn
A
Gestegen
B
Gedaald
C
Gelijk gebleven
D
Kun je niets over zeggen

Slide 18 - Quizvraag

Het reële BBP stijgt met 3%, de bevolkingsomvang met 2,5%. Het reëel bbp per hoofd van de bevolking.
A
stijgt
B
daalt

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Tekstslide

Hoe bepalen we de toegevoegde waarde van een minister?
A
0
B
Zijn/haar uren
C
zijn/haar loon
D
zijn/haar productie

Slide 23 - Quizvraag

Welke productie tellen we niet tot het BBP maar verhoogt wel de welvaart?
A
Bejaardenverzorging door verplegers
B
Productie van varkensvlees
C
Bijles geven voor €30 per uur
D
Vrijwilligerswerk in een asielzoekerscentrum

Slide 24 - Quizvraag

In 2021 stijgt het nominaal inkomen van Jael met 4% ten opzichte van 2020. De prijzen stijgen met 2,6. Hoeveel procent stijgt het reële inkomen van Jael?
A
1,36%
B
1,40%
C
6,6%
D
-1,40%

Slide 25 - Quizvraag

Eind 2021 bedraagt het inkomen van Jael 2300 per maand. In 2022 wordt een inflatie voorspeld van 1,4%. Met hoeveel procent moet het nominaal inkomen van Jael stijgen als zij er reëel 4% op vooruit willen gaan?
A
5,4%
B
2,6%
C
4%
D
1,4%

Slide 26 - Quizvraag

Samen oefenen
Maken opgave 1.2
timer
5:00

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op die je hebt geleerd vandaag

Slide 29 - Open vraag

Schrijf 1 vraag op die je naar aanleiding van deze les nog hebt

Slide 30 - Open vraag

Tips en tops over deze les of de lessen economie in het algemeen?

Slide 31 - Open vraag