Hoog: Lage bezettingsgraad
Laag: hoge werkgelegenheid
Slide 11 - Quizvraag
kenmerken hoogconjunctuur
Slide 12 - Tekstslide
kenmerken laagconjunctuur
Slide 13 - Tekstslide
Uitleg Hoofdstuk 2
verdienen en uitgeven
Slide 14 - Tekstslide
Van primair naar secundair inkomen
Je ontvangt inkomen door inzet productie factoren = primair inkomen.
Daarna betaal je belasting, ontvang je uitkeringen en subsidies, als resultaat houd je primair inkomen over
Als je werkloos bent (en hebt geen grond en vermogen): geen primair inkomen, wel secundair inkomen (WW of bijstand)
Slide 15 - Tekstslide
Categoriale inkomensverdeling
Categorialeinkomensverdeling = het verdelen van primair inkomen over verschillende categorieën
Slide 16 - Tekstslide
Subjectieve methode
BBP berekenen door middel van de primaire inkomens.
Primaire inkomens zijn vergoedingen voor productiefactoren
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Slide 19 - Video
Berekenen BBP
Het BBP is het totaal van de productie.
De productie berekenen we door het totaal van de toegevoegde waardes te nemen.
Bruto toegevoegde waarde bij bedrijven = waarde productie bij bedrijven = omzet – inkoop bij andere bedrijven = omzet – ingekochte grond- en hulpstoffen – diensten van derden
Slide 20 - Tekstslide
Dit bedrag wordt gebruikt om de beloningen van de productiefactoren (dit zijn kapitaal, arbeid, natuur en ondernemerschap) mee te betalen en er wordt een gedeelte afgehaald voor afschrijvingen. Vandaar dat we de bruto toegevoegde waarde ook als volgt kunnen berekenen:
Dit bedrag wordt gebruikt om de beloningen van de productiefactoren (dit zijn kapitaal, arbeid, natuur en ondernemerschap) mee te betalen en er wordt een gedeelte afgehaald voor afschrijvingen.
Vandaar dat we de bruto toegevoegde waarde ook als volgt kunnen berekenen:
De toegevoegde waarde van de overheid kunnen we niet berekenen door van de omzet de inkoop van andere bedrijven af te halen.
De overheid verkoopt namelijk (meestal) niets.
Daarom wordt het totaal van de ambtenarensalarissen als maatstaf voor de productie / toegevoegde waarde van de overheid gebruikt.
Slide 22 - Tekstslide
Samengevat
BBP =
alle toegevoegde waardes bedrijven + ambtenarensalarissen = totale omzet alle bedrijven – onderlinge levering bedrijven + ambtenarensalarissen = van alle bedrijven de loonsom + huur + pacht + rente + winst + ambtenarensalarissen
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Video
Welvaart in enge & ruime zin
Als we het BBP berekenen door de geldwaarde van de productie te nemen (zoals hiervoor uitgelegd), berekenen we de welvaart in enge zin.
Er wordt hierbij geen rekening gehouden met factoren die we niet in geld kunnen uitdrukken, maar wel invloed hebben op de welvaart van de inwoners van een land.
Slide 25 - Tekstslide
Denk bijvoorbeeld aan negatieve externe effecten zoals milieuvervuiling. Dit lijdt tot een daling van de welvaart bij veel mensen.
Dit noemen we dan de welvaart in ruime zin.
Dit is alleen niet te meten, aangezien de (meeste) externe effecten niet in geld worden uitgedrukt. Je kunt op z’n hoogst een schatting maken of zeggen of het waarschijnlijker is dat het stijgt of daalt.
Slide 26 - Tekstslide
Herhaling externe effecten
We spreken van externe effecten als er bij de productie van een goed de volgende dingen meespelen:
- bij de productie komen onbedoelde bijproducten / effecten kijken (producten / effecten die niet het doel zijn van het oospronkelijke goed)
- deze producten / effecten beïnvloeden de welvaart van een ander dag degene die het goed consumeert.
- de eventuele (maatschappelijke) kosten die de onbedoelde bijproductie met zich meebrengt, zitten niet verwerkt in de prijs van het oorspronkelijke goed.
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Video
Het aandeel van de productiefactor Arbeid
Loonquote
Met de loonquote meten we hoeveel procent van het totaal verdiende inkomen naar de werknemers (in loondienst) gaat. In het gegeven diagram is dat dus 79%
Slide 29 - Tekstslide
Loonquote
Categoriale inkomensverdeling: De verdeling van het inkomen over de inkomenscategorieën loon, winst, rente, huur en pacht.
Loonquote: het loon uitgedrukt in procenten van het totale primaire inkomen.
Slide 30 - Tekstslide
Voorbeeld 1
Stel dat de stijging van het nominale BBP 4% was.
De prijzen zijn in diezelfde tijd met 1% gestegen.
Met hoeveel procent is het reële BBP toegenomen? 104 / 101 x 100 = 102,97 102,97 – 100 = 2,97%
Slide 31 - Tekstslide
a) Hoe groot is de bruto toegevoegde waarde van de bedrijven in dit land? b) Hoe groot is het BBP in dit land? c) Hoe groot was de winst van de bedrijven in dit land?
Gegeven is verder dat een jaar later het BBP 4,1 mld. bedraagt. In het afgelopen jaar zijn de prijs met 1% gedaald. d) Bereken de stijging van het reële BBP. e) Is de welvaart in ruimte zin in dit land gestegen of gedaald? Verklaar je antwoord.
e) De welvaart in enge zin is gestegen (want dat wordt gegeven door de reële productiewaarde), maar van de welvaart in ruime zin kun je niks zeggen. Je weet niks over negatieve externe effecten.