Ik weet wat verleden tijd inhoudt

Verleden tijd van het werkwoord
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2BasisschoolGroep 4-6

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Verleden tijd van het werkwoord

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

doel van de les
Ik weet wat verleden tijd inhoudt. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

weet je nog?
de jongen
gooit
de bal
Wie
werkwoord
wat

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de jongen gooit de bal
de jongen gooide de bal
nu
toen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de tijd van NU

Slide 5 - Tekstslide

de tijd van nu

 de jongen gooit de bal. hij gooit de bal NU. het is nog bezig. 
de tijd van TOEN
ba

Slide 6 - Tekstslide

de tijd van toen

 de jongen gooide de bal. het is klaar. de bal ligt al op de grond. 
het meisje eet de pizza
het meisje at de pizza
nu
toen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de tijd van NU
De tijd van NU heet tegenwoordige tijd.

het gebeurt NU
het is niet klaar.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de tijd van TOEN
De tijd van TOEN heet verleden tijd.

het gebeurde TOEN
* Gisteren
* 10 jaar geleden
* 1 seconde geleden


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

NU
(tegenwoordige tijd)

de jongen gooit de bal.
het meisje eet de pizza.
de moeder kookt de soep.
de vader rijdt in de auto.
TOEN
(verleden tijd)

de jongen gooide de bal.
het meisje at de pizza.
de moeder kookte de soep.
de vader reed in de auto. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk zoveel mogelijk werkwoorden in de verleden tijd

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

zwakke werkwoorden
sterke werkwoorden
werkwoorden die
+te/ten 
of
+de/den 

krijgen in de verleden tijd
werkwoorden die veranderen in de verleden tijd.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

zwakke werkwoorden

ik werk - ik werkte
ik gooi - ik gooide
ik pak - ik pakte
ik fiets - ik fietste
ik brand - ik brandde

sterke werkwoorden

ik eet - ik at
ik rijd - ik reed
ik vlieg - ik vloog
ik vang - ik ving
ik ga - ik ging
ik lees - ik las

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

sterke werkwoorden
sterke werkwoorden zijn leerwoorden, die moet je dus leren

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel werkwoorden kun jij nu bedenken die in de verleden tijd staan?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak nu les 36 uit klare taal
Iedereen: les 1, 3 en 5
Uitdaging: Ook les 2 en 4

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies