Grandes Lignes - HV2 - Chapitre 7 - Les verbes

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de tu-vorm van het werkwoord vouloir?
A
Tu voule
B
Tu voules
C
Tu veut
D
Tu veux

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de ils-vorm van het werkwoord aller?
A
Ils ont
B
Ils sont
C
Ils vont
D
Ils font

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de vous-vorm van het werkwoord faire?
A
Vous fairez
B
Vous faitez
C
Vous faisez
D
Vous faites

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de on-vorm van het werkwoord prendre?
A
On prende
B
On prendes
C
On prend
D
On prends

Slide 5 - Quizvraag

Vervoeg:
Zij (mnl) gaan deelnemen (participer)

Slide 6 - Open vraag

Vervoeg:
Wij spelen (jouer)

Slide 7 - Open vraag

Vervoeg:
Jij bent begonnen (commencer)

Slide 8 - Open vraag

Vervoeg:
Ik begrijp (comprendre)

Slide 9 - Open vraag

Vervoeg:
Wij gaan vergeten (oublier)

Slide 10 - Open vraag

Vervoeg:
Jullie hebben gewild (vouloir)

Slide 11 - Open vraag

Vervoeg:
Wij vinden (trouver)

Slide 12 - Open vraag

In welke tijd staat deze zin:
''Oh non Manon, tu as grossi pendant les vacances?''
A
Présent
B
Futur proche
C
Passé composé

Slide 13 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin:
''Ce soir, je vais me coucher vers 7 heures.''
A
Présent
B
Futur proche
C
Passé composé

Slide 14 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin:
''Mes parents ne réagissent pas quand je leur envoie un texto.''
A
Présent
B
Futur proche
C
Passé composé

Slide 15 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin:
''Maman a vendu la maison.''
A
Présent
B
Futur proche
C
Passé composé

Slide 16 - Quizvraag

Vervoeg:
Hij heeft gekund (passé composé)
A
Il a vu
B
Il a pu
C
Il est vu
D
Il est pu

Slide 17 - Quizvraag

Vervoeg:
Wij hebben ons gewassen (passé composé)
A
Nous nous avons lavé
B
Nous nous sommes lavé
C
Nous nous sommes lavés
D
Nous nous sommes lavé(e)s

Slide 18 - Quizvraag

Vervoeg:
Jij valt (présent)
A
Tu tombe
B
Tu tombes
C
Tu tomber
D
Tu es tombé(e)

Slide 19 - Quizvraag

Vervoeg:
Ik ben gegroeid (passé composé)
A
Je suis grandi
B
Je suis grandi(e)
C
J'ai grandi
D
Je suis grandé(e)

Slide 20 - Quizvraag

Vervoeg:
Jullie gaan je wassen (futur proche)
A
On se va laver
B
On va se laver
C
Vous vous allez laver
D
Vous allez vous laver

Slide 21 - Quizvraag

Vervoeg:
Ik ga uit

Slide 22 - Open vraag

Vervoeg:
Jullie hebben gewacht

Slide 23 - Open vraag

Vervoeg:
Hij gaat praten

Slide 24 - Open vraag

Vervoeg:
Zij (mnl) hebben gepakt

Slide 25 - Open vraag

Vervoeg:
Ik geef over

Slide 26 - Open vraag

Merci 

Slide 27 - Tekstslide