H1 Taalverzorging- de persoonsvorm spelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Wat gaan we vandaag doen?

• 15 minuten lezen
• Uitleg H1 spelling
• Oefenen
• Aan de slag

Hoe spel je de pv?

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)

Persoonsvorm verleden tijd (pvvt)

Zwakke en sterke werkwoorden: wat zijn dat ook alweer?

Bijvoorbeeld: 

Ik loop naar de supermarkt (pvtt)

Ik liep naar de supermarkt (pvvt)

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Bij het werkwoord rennen:

ik ren, hij rent, zij rent, wij rennen

Bij het werkwoord worden:

ik word, hij wordt, zij wordt, wij worden

In de hij/zij/jij pvtt vorm = ik vorm + t

Persoonsvorm verleden tijd

Bij het werkwoord rennen:

Ik rende, hij rende, zij rende, wij renden

Bij het werkwoord worden:

Ik werd, hij werd, zij werd, wij werden

Bij het werkwoord landen:

Ik landde, hij landde, zij landde, wij landden

twijfel je of er een de(n) of te(n) achter het woord komt, gebruik dan 't kofschip x

Oefenen

Ik ... (vinden) dat te ver fietsen(pvtt)

1. vind
2. vindt
3. vond
4. vondt

Zij ... (haten) de bus naar school (pvvt)

1. haat
2. haatt
3. haatte
4. haate

Het vliegtuig ... (landen) heel voorzichtig op de grond (pvtt)

1. Land
2. landt
3. landde
4. landte

De reis met de auto ... (duren) zo ontzettend lang (pvvt)

1. Duurt
2. duurd
3. duurde
4. duurte

De docenten ... (weten) wat er allemaal aan de hand was (pvvt)

1. weten
2. weeten
3. wisten
4. wistten

mogen tegenwoordige tijd
.........jij 's winters zonder jas naar buiten?

bewonen tegenwoordige tijd
.........jullie een eengezinswoning?

gillen tegenwoordige tijd
de meisjes ........als ze hun idool tegenkomen

draaien tegenwoordige tijd
de ballerina .......een prachtige pirouette.

meten tegenwoordige tijd
Waarmee ......je de lengte van je tuin op?

antwoorden TT
Zij (enkv) .......helemaal verkeerd op die vraag

hebben tt
hij...........meestal weinig tijd

reizen vt
Mijn ouders .........graag door Europa

verliezen vt
ik ...........soms met schaken

blozen vt
Wat is er gebeurd, je .......zo!

genezen vt
De dokter .........de patiënt

slepen vt
die kinderen ........met kerstbomen

spelen vt
wij ..........dat spel nooit

schrikken vt
Het kindje .........van het harde geluid.

baden vt
Zij (enkv) ..........altijd in dat grote meer.

heten vt
hij ..........Gerard van der Zanden

branden vt
het vuur ........al heel lang

Aan de slag

H1 taalverzorging spelling - persoonsvorm tt en vt

Opdr 1 t/m 9.

Klaar?

Taalverzorging 3 trainen