2hv grammatica Brug +H1 zinsdelen

Wat is de pv?
Over de resultaten van de ploeg was de coach niet tevreden.

A
ploeg
B
was
C
tevreden
D
niet
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat is de pv?
Over de resultaten van de ploeg was de coach niet tevreden.

A
ploeg
B
was
C
tevreden
D
niet

Slide 1 - Quizvraag

Wat is het ow?
Over de resultaten van de ploeg was de coach niet tevreden.

A
Over de resultaten van de ploeg
B
de coach
C
de ploeg
D
de resultaten

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de bijw.bep?
Over de resultaten van de ploeg was de coach niet tevreden.

A
de
B
tevreden
C
ploeg
D
niet

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het ow?

Het meisje geeft de planten water.
A
Het meisje
B
de planten
C
water
D
planten

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het lv?
Het meisje geeft de planten water.
A
het meisje
B
de planten
C
water
D
planten

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het mv?

Het meisje geeft de planten water.
A
het meisje
B
de planten
C
water
D
planten

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het ow?

Met zijn optreden belooft de dj het publiek een spetterende avond.
A
Met zijn optreden
B
de dj
C
het publiek
D
een spetterende avond

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het lv?

Met zijn optreden belooft de dj het publiek een spetterende avond.
A
Met zijn optreden
B
de dj
C
het publiek
D
een spetterende avond

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het mv?

Met zijn optreden belooft de dj het publiek een spetterende avond.
A
Met zijn optreden
B
de dj
C
het publiek
D
een spetterende avond

Slide 9 - Quizvraag

vv of bwb?

Zij ligt op de grond.

op de grond=


A
vv
B
bwb

Slide 10 - Quizvraag

vv of bwb?

Zij wacht in de stad op haar broer.

op haar broer=


A
vv
B
bwb

Slide 11 - Quizvraag

vv of bwb?

Annika gaat altijd met haar rode handtas naar school.

met haar rode handtas=


A
vv
B
bwb

Slide 12 - Quizvraag

vv of bwb?

Zij moest op het perron wachten.

op het perron=
A
vv
B
bwb

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het vv?

Meestal zullen leerlingen uitgaan van de eerlijkheid van de docent.
A
uitgaan van de eerlijkheid van de docent.
B
van de eerlijkheid van de docent.
C
uitgaan van de eerlijkheid
D
van de eerlijkheid

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het voorzetselvoorwerp?
De meeste kleine kinderen luisteren graag naar traditionele sprookjes.
A
De meeste kleine kinderen
B
luisteren
C
graag
D
naar traditionele sprookjes.

Slide 15 - Quizvraag

Welk zinsdeel is: de auto
Met grote snelheid raasde de auto over de weg.
A
pv
B
ow
C
lv
D
mw

Slide 16 - Quizvraag

Welk zinsdeel is: Met grote snelheid
Met grote snelheid raasde de auto over de weg.
A
lv
B
mv
C
vv
D
bwb

Slide 17 - Quizvraag

Welk zinsdeel is: raasde
Met grote snelheid raasde de auto over de weg.
A
lv
B
mv
C
pv
D
ow

Slide 18 - Quizvraag

Welk zinsdeel is: over de weg
Met grote snelheid raasde de auto over de weg.
A
pv
B
ow
C
vv
D
bwb

Slide 19 - Quizvraag

Welk zinsdeel is: over de weg
Met grote snelheid raasde de auto over de weg.
A
pv
B
ow
C
vv
D
bwb

Slide 20 - Quizvraag

Welk zinsdeel is: Reclamebiljetten
Reclamebiljetten verzendt onze firma door het hele land.
A
ow
B
lv
C
mv
D
pv

Slide 21 - Quizvraag

Welk zinsdeel is: Reclamebiljetten
Reclamebiljetten verzendt onze firma door het hele land.
A
ow
B
lv
C
mv
D
pv

Slide 22 - Quizvraag

Welk zinsdeel is: onze firma
Reclamebiljetten verzendt onze firma door het hele land.
A
ow
B
lv
C
mv
D
pv

Slide 23 - Quizvraag

Welk zinsdeel is: verzendt
Reclamebiljetten verzendt onze firma door het hele land.
A
pv
B
ow
C
tt
D
zww

Slide 24 - Quizvraag

Welk zinsdeel is: door het hele land
Reclamebiljetten verzendt onze firma door het hele land.
A
ow
B
pv
C
vv
D
bwb

Slide 25 - Quizvraag