De blokken zijn gemaakt van hetzelfde materiaal. Wat kun je zeggen over de dichtheid?
A
Blok 1 heeft de grootste dichtheid
B
Blok 2 heeft de grootste dichtheid
C
De dichtheid van beide blokken is gelijk
D
Je kunt niet weten welk blok de grootste dichtheid heeft
Slide 22 - Quizvraag
Soms lijken stoffen zo op elkaar dat je met de stofeigenschappen die we nu kennen ze niet uit elkaar kunnen houden. (geur, kleur, smaak, brandbaarheid)
Slide 23 - Tekstslide
Paragraaf 2.4
Daarom moet je als je eerlijk wil vergelijk de massa en het volume op elkaar afstemmen.
Als we gaan vergelijken kiezen we meestal hetzelfde volume en kijken dan naar de massa.
We kiezen daarvoor altijd 1 cm3. Dus we kijken naar de massa per 1 kubieke centimeter.
Slide 24 - Tekstslide
Paragraaf 2.4
Ze hebben ontdekt dat als je die verhouding bekijkt (het aantal grammen per kubieke centimeter), dat dat voor elke stof altijd hetzelfde is.
Als je 1 kubieke centimeter water hebt, weegt dat altijd 1 gram. En als je 1 kubieke centimeter goud hebt, weegt dat altijd 19,3 gram.
Slide 25 - Tekstslide
Paragraaf 2.4
Die verhouding g per cm3, is dus een stofeigenschap. Deze stofeigenschap noemen we de dichtheid.
https://www.youtube.com/watch?v=7Nzkrk5ywxU
Slide 26 - Tekstslide
Wat is dichtheid?
De dichtheid, of soortelijke massa van een materiaal, is in de natuur- en scheikunde een grootheid die uitdrukt hoeveel massa van dat materiaal aanwezig is in een bepaald volume.
Slide 27 - Tekstslide
Voorbeeld
Stel je vult drie dezelfde bekertjes met: 1. alcohol 2. kwik 3. water
Ieder bekertje zal dan een ander gewicht hebben terwijl je van iedere stof even veel hebt.
Let op! De dichtheid is een stofeigenschap.
Slide 28 - Tekstslide
Aluminium
Aluminium heeft bijvoorbeeld een dichtheid van 2,70 g/cm3. Dit spreek je uit als 2,70 gram per kubieke centimeter. Als je dus 1 cm3 aluminium neemt en op een weegschaal legt, geeft de weegschaal 2,70 gram aan.
Slide 29 - Tekstslide
Dichtheid (formule)
ρ=Vm
ρ=dichtheid(cm3g)
m=massa(kg)
V=volume(m3)
Slide 30 - Tekstslide
Formule
m staat voor mass in gram (g)
ρ staat voor de dichtheid in gram per kubieke centimeter (g/cm3)
V staat voor volume in kubieke centimeter (cm3)
Slide 31 - Tekstslide
Volume
Volume kun je bepalen met de onderdompelmethode
Slide 32 - Tekstslide
Volume
In sommige gevallen kun je het volume ook anders bepalen.
volume = lengte x breedte x hoogte
Slide 33 - Tekstslide
Massa
De massa bepaal je met een weegschaal.
Slide 34 - Tekstslide
Voorbeeld
Bereken de dichtheid van het blokje.
m = 324 g V = 4 x 3 x 10 = 120 cm3 ρ = m:V = 324 : 120 = 2,70 g/cm3