Doordenken : hfdst 3 Over goed en kwaad

Over goed en kwaad
Les 1  Goed en Kwaad.
1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
FilosofieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

Over goed en kwaad
Les 1  Goed en Kwaad.

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
  • Je hebt kennis gemaakt met het moreel goed en kwaad.
  • Je begrijpt dat er dilemma's zijn op dit gebied
  • Je begrijpt dat iedereen een persoonlijke mening heeft over goed en kwaad. 
  • Je kent de rol van intuïtie/ geweten in morele kwesties.
  • Je weet dat dit ontwikkeld wordt vanaf de jeugd. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
-brainstorm: Wat maakt de mens goed
- situaties Poll: goed of kwaad?
- The Trolley Dilemma + Poll
- vervolg op Trolley Dilemma+ Poll
- kort filmpje
- theorie: intuïtie of geweten
extra: Filmpje: Marshmellow test.

Slide 3 - Tekstslide

Ethiek
Eén tak van de filosofie noemen we ethiek. Bij ethiek denken mensen na over wat goed en kwaad is. 

Met andere woorden: 

Is het juist ( rechtvaardig) of onjuist ( onrechtvaardig)?

Slide 4 - Tekstslide

Wat maakt een mens
Goed?

Slide 5 - Woordweb

Ben jij een goed mens? Handel jij juist? Leg uit.

Slide 6 - Open vraag

Lezen& opdrachten
Lees de inleiding van hoofdstuk 3, blz 40 en 41 en 42( tot het kopje ethiek)

vraag 1: Welke regels ( thuis, school of samenleving) zijn volgens jou zinloos en zouden afgeschaft moeten worden. Omschrijf wat er verandert na het afschaffen.
vraag 2: Bedenk een regel ( thuis, school of samenleving) die wél zinvol zijn en wat het effect van die regel zou zijn. 
vraag 3: Welke waarde vind jij belangrijk in je leven en welke regel hanteer jij om die waarde te beschermen?

Slide 7 - Tekstslide

antwoord op vraag 1, 2 en 3

Slide 8 - Open vraag

Naar school fietsen
A
goed
B
kwaad
C
neutraal

Slide 9 - Quizvraag

Een gevonden identiteitskaart naar het gemeentehuis brengen
A
goed
B
kwaad
C
neutraal

Slide 10 - Quizvraag

Een gevonden identiteitskaart op straat laten liggen
A
goed
B
kwaad
C
neutraal

Slide 11 - Quizvraag

Een zwerver geld geven
A
goed
B
kwaad
C
neutraal

Slide 12 - Quizvraag

Een zwerver groeten en geen geld geven
A
goed
B
kwaad
C
neutraal

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

The Trolley Dilemma
Stel je voor. Je loopt toevallig langs een treinspoor en hoort plots het geluid van een snel naderende trein. Tot je grote schrik, zie je dat op datzelfde spoor vijf spoorwerkers die aan de slag zijn met oorbeschermers op tegen het lawaai. Hoe hard je ook schreeuwt en hoe heftig je ook gebaart, de spoorwerkers hebben niets door. De trein kan niet op tijd remmen. Je staat bijna machteloos… Bíjna, want binnen handbereik is een wissel die je handmatig kunt omzetten. De trein zal dan op een zijspoor gezet worden dat later weer op het oorspronkelijke spoor uitkomt. Op dit zijspoor zie je een dikke man liggen die slaapt en de trein zou stoppen in het geval van een botsing. Je moet kiezen: niks doen, vijf mensen om laten komen en de dikke man ongedeerd laten, óf de wissel omzetten en vijf mensen redden ten koste van de dikke man. Wat zou jij doen?

Slide 15 - Tekstslide

Wat is beter?
A
Geen keuze maken: de 5 mensen sterven
B
de wissel omzetten en de dikke man laten sterven

Slide 16 - Quizvraag

Maar nu passen we het scenario iets aan.
 Je ziet weer de trein aankomen, en weer staan er vijf spoormensen op ramkoers. Dit keer is er geen wissel, maar sta je op een brug. Voor je staat weer een dikke man, en je weet dat je de spoorwerkers alleen kan redden als je de dikke man van de brug afgooit op het spoor, zodat die de trein zal stoppen voor de trein op de werkers botst (de man is echt heel dik). Wat doe je nu? Gooi je de man op het spoor?

Slide 17 - Tekstslide

Wat is beter?
A
Geen keuze maken: de 5 mensen sterven
B
De man van de brug af gooien en de trein laten stoppen

Slide 18 - Quizvraag

intuïtie of geweten
Meestal voelen mensen met hun intuïtie of geweten wat het onderscheid is tussen goed en kwaad. 
De ene mens heeft een sterker ontwikkeld geweten dan de ander. Het heeft te maken met : opvoeding , geloof en cultuur.
Een jong kind heeft nog niet echt een ontwikkeld geweten. 
De opvoeding en de mensen in zijn leven geven 'zijn geweten een stem'. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Ben jij een goed mens? Handel jij juist? Leg uit.

Slide 21 - Open vraag

Einde van de les.
Je hebt kennis gemaakt met het moreel goed en kwaad.
Je begrijpt dat er dilemma's zijn op dit gebied
Je begrijpt dat iedereen een persoonlijke mening heeft over goed en kwaad. 
Je kent de rol van intuïtie/ geweten in morele kwesties.
Je weet dat dit ontwikkeld wordt vanaf de jeugd. 

Slide 22 - Tekstslide

Wat betekent:
goed voor jezelf zorgen?

Slide 23 - Woordweb

Slide 24 - Video

Wat bedoelen
ze met de laatste
zin van de film?

Slide 25 - Woordweb

Noem gewoontes die jij
hebt die éigenlijk..
niet goed zijn op
lange termijn.

Slide 26 - Woordweb

Welke bewuste keuzes maak jij
voor jouw gezondheid en toekomst?

Slide 27 - Woordweb

Paragraaf 3: De gouden regel ( blz 43/44)

Schrijf in je schrift:
Morele vragen: Hoe ga je op een juiste manier met elkaar om?

3 stappen voor de gouden regel: 
1. Wat vind ik zelf fijn?
2. leef je in in de ander.
3. Handel: Kies voor het 'juiste'. 

De gouden regel komt in alle religies terug: het is een algemeen menselijk beginsel 

Slide 28 - Tekstslide

opdracht
Ga samen in gesprek over de volgende vraag:
Als je niet weet hoe je jezelf goed moet behandelen, 
kun je een ander ook niet goed behandelen

Slide 29 - Tekstslide

Stelling:
als je jezelf niet goed behandelt, kun je een ander ook niet goed behandelen.

Slide 30 - Open vraag

Wat is een deugd?
Lezen blz 47 en 52

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Aantekeningen
Iemand die een positieve eigenschap 'eigen 'heeft gemaakt , bezit een deugd.
Bijvoorbeeld : iemand die altijd eerlijk spreekt en handelt ís eerlijk. Zij bezit de deugd eerlijkheid.
Deze mensen zijn betrouwbaar , rechtvaardig en wijs. 
Deugden kun je oefenen. Je kunt je positieve eigenschappen aanleren.

Slide 33 - Tekstslide

Schrijf
per deugd
op 
welke 
eigenschappen jij hebt.

Slide 34 - Tekstslide

welke deugd bezit jij al
( een beetje)?

Slide 35 - Woordweb

Je mag kiezen: Welke deugd zou je willen bezitten?
Moedigheid
matigheid
rechtvaardigheid
wijsheid
mensenlijkheid
spiritualiteit

Slide 36 - Poll

het juiste midden
Kies in de volgende afbeelding de deugd die jij al ( een beetje) bezit en schrijf daarbij wat er gebeurt als je het te weinig hebt en wat als je het teveel hebt.
Herken je dit bij jezelf en anderen?

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

paragraaf 5 : Dapperheid
lesdoelen:
Je weet wat de kenmerken zijn van dapperheid en je weet wat de oud-Griekse filosoof Aristoteles hierover zegt.

Slide 39 - Tekstslide

Wat is dapperheid voor jou?
Denk aan kleine daden

Slide 40 - Woordweb

Slide 41 - Video

paragraaf 5 : Dapperheid
We lezen samen blz 48 , 49 en ( een klein deel van 50)

Wat is de deugd van matigheid?

Slide 42 - Tekstslide

Wat is de deugd van
matigheid?
Geef een voorbeeld
( niet die uit het boek)

Slide 43 - Woordweb

Schrijf in je schrift
Dapperheid kenmerkt zich door:
- Het dient een goed doel ( bijv. reddingsactie)
- praktisch inzicht in risico's
- overwinnen van je angst.

Aristoteles ( 384-322 VChr) zegt dat de deugd in het midden ligt: lafheid en overmoed zijn de uitersten van dapperheid en niet goed. 

Slide 44 - Tekstslide

opdracht
Denk aan de video waarin de jongen een speech geeft nadat hij heeft leren fietsen. Denk aan iets dappers dat jij hebt gedaan ( door een angst te overwinnen) en schrijf een korte motiverende speech voor iedereen die dat ook moet gaan doen. 
Hoe motiveer jij anderen om door te zetten en dapper te zijn?

Slide 45 - Tekstslide

paragraaf 5 : Dapperheid
Weet je de lesdoelen nog?
Je weet wat de kenmerken zijn van dapperheid en je weet wat de oud-Griekse filosoof Aristoteles hierover zegt.

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Video

paragraaf 6: Eerlijkheid

Slide 48 - Tekstslide

Waarover heb jij
wel eens gelogen?

Slide 49 - Woordweb

Schrijf over in je schrift:
Mensen kiezen somsvoor oneerlijkheid om de volgende drie redenen:
1. Gebrek aan dapperheid: je bent bang voor de gevolgen
2. eigenbelang: Je haalt winst uit liegen
3. Een andere waarde krijgt voorrang

Liegen kan een gewoonte worden, daardoor worden mensen onbetrouwbaar

Slide 50 - Tekstslide

Wat zou Aristoteles zeggen? Wat zijn de uitersten van eerlijkheid als deugd?

Slide 51 - Open vraag

kijkvraag:
Wat betekent eerlijkheid in deze video?

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Video

Wat is eerlijkheid in dit verhaal?

Slide 54 - Open vraag

Eerlijkheid wordt ook wel eens gezien als rechtvaardheid: als eerlijk behandelen. Wat betekent rechtvaardigheid voor jou? Noem een voorbeeld.

Slide 55 - Open vraag

PO filovlog

Slide 56 - Tekstslide