2VG 3.4 Schrijven en formuleren - betoog deel 1

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide


Je hebt en blok aan je been.
Je valt altijd met de deur in huis.

Slide 2 - Poll

Lesdoelen
1.  Leesclub
2. Creatief schrijven
3. Oefenvragenquizzz woorden en lezen
4. Een betoog schrijven


Slide 3 - Tekstslide

Verhaalanalyse

Slide 4 - Tekstslide

Die avond wachtte Sascha een grote verrassing. 
Schrijf een verhaal van maximaal twee alinea's dat begint met de zin:
'Die avond wachtte Sascha een grote verrassing.' Bedenk of de ontwikkeling positief of negatief is. Denk aan spanning in het verhaal. 

Schrijf vrijuit, dus let even niet op zinsbouw en spelling.

Klaar? Laat je verhaal door een klasgenoot lezen.
Kan je tips bedenken om het verhaal van je klasgenoot te verbeteren?






Slide 5 - Tekstslide

§3.3 Lezen en §3.5 Woorden
De oefenvragenquizzzzz

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het belangrijkste tekstdoel van een betogende tekst?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren, aansporen tot handelen
D
amuseren

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een signaalwoord van een tegenstellend tekstverband?
A
ten eerste
B
toch
C
want
D
daarna

Slide 8 - Quizvraag



Wat betekent 'een tegenstellend verband'?
A
In tekstgedeelten wordt iets verteld wat helemaal niet waar is.
B
In tekstgedeelten wordt een rijtje opgenoemd van dingen die bij elkaar horen.
C
In stukken tekst wordt iets gezegd dat tegenvalt.
D
In stukken tekst worden dingen genoemd die het tegenovergestelde zijn.

Slide 9 - Quizvraag


Wat doe je bij de 'kritisch lezen'?
A
De tekst snel doorlezen en een beeld krijgen waar het over gaat.
B
De tekst niet lezen en alleen kijken naar de titel en tussenkopjes.
C
De tekst lezen, lettend of deze betrouwbaar is en objectief is geschreven.
D
De tekst zo lezen dat je het ook leert.

Slide 10 - Quizvraag

Bij welke signaalwoorden past een opsommend tekstverband?
A
ook, ten eerste, en, bovendien, vervolgens, ten slotte
B
maar, echter, integendeel, hoewel
C
bijvoorbeeld, zo, zoals, ter illustratie, te denken valt aan
D
want, doordat, daardoor, als gevolg van

Slide 11 - Quizvraag

Paragraaf 3.4 Schrijven en Formuleren

Slide 12 - Tekstslide


Een betoog schrijven, blz. 187:
De lezer overtuigen van jouw mening met goede argumenten. Bijvoorbeeld in een filmrecensie, boekbespreking of opiniërend artikel.


Tekstopbouw betoog:
- Een pakkende titel
- Inleiding: onderwerp en mening
- Kern: argumenten, tegenargumenten, weerlegging
- Slot: conclusie, mening, samenvatting
- Woordkeus: duidelijk, stellig
- Gebruik signaalwoorden

Slide 13 - Tekstslide








Betoog schrijven? Zet eerst jouw mening en argumenten in een blokjesschema. Je controleert op die manier of je argumenten aansluiten bij jouw mening.

Slide 14 - Tekstslide

Zie ook het voorbeeld blokjesschema op bladzijde 188

Slide 15 - Tekstslide


Taak week 4 en 5 opdracht 5 en 6

De schooltijden moeten worden aangepast aan het bioritme van de puber.

De stelling

Slide 16 - Tekstslide

Wat?
§ 3.4 Schrijven: Lees de theorie en maak 1 t/m 4
Hoe?
Leerwerkboek
Hulp?
Boek, klasgenoot, Straver
Opbrengst?
Nu maken = klaar
Leerdoel
Betoog en blokjesschema
Klaar?
Taak week 4&5
Online Test jezelf 3.3 Lezen
Lezen

Slide 17 - Tekstslide

Heb je wat geleerd?

Slide 18 - Tekstslide

Wat is een blokjesschema?

Slide 19 - Tekstslide


Welk woord is GEEN samenstelling?
A
jongensboek
B
stadsschouwburg
C
gewitte
D
apetrots

Slide 20 - Quizvraag


Welk woord is een samenstelling?
A
kansrijk
B
hoopvol
C
belangrijk
D
hopelijk

Slide 21 - Quizvraag


Hoe vormen we nieuwe woorden met een afleiding?
A
Meerdere woorden combineren tot een nieuw woord
B
Een combinatie van een grondwoord met voor- en/of een achtervoegsel
C
Een combinatie van een woord met een voorvoegsel
D
Een combinatie van een grondwoord met een achtervoegsel

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een afleiding?


A
rugtas
B
boerin
C
kaasboer
D
tafelpoot

Slide 23 - Quizvraag