TL4 H11.1 eigenschappen en chromosomen

11.1 Eigenschappen en chromosomen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

11.1 Eigenschappen en chromosomen

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van deze les
Je leert:
wat erfelijke eigenschappen zijn
of het fenotype kan veranderen
waar de informatie voor je eigenschappen zit
hoe de eigenschappen op de chromosomen zit
of alle organismen evenveel chromosomen hebben

Slide 2 - Tekstslide

De 8 begrippen die je absoluut moet kennen
fenotype                                        meiose
genotype                                       mitose

dominant                                       homozygoot
recessief                                        heterozygoot

Slide 3 - Tekstslide

Erfelijkheid

Slide 4 - Woordweb

Van organisme naar cel

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf je linkshandig of rechtshandig?
A
links
B
rechts

Slide 8 - Quizvraag

Heb je vaste oorlellen?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Heb je een kuiltje in je kin?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

Erfelijke eigenschappen




Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Dit is de chromosomenkaart van een ....
A
vrouw
B
man

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Van klein naar groot
A
gen - DNA - chromosoom - celkern
B
DNA - gen - chromosoom - celkern
C
gen - chromosoom - DNA - celkern
D
DNA - chromosoom - gen - celkern

Slide 18 - Quizvraag


genotype:
de informatie in het DNA / 
de eigenschappen op de chromosomen

fenotype:
Het uiten van een eigenschap
(wordt bepaald door het genotype en omgevingsfactoren)

Slide 19 - Tekstslide

voorbeeld

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Je kunt het genotype van de mens aanpassen
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Heeft een vlinder hetzelfde fenotype als de rups waaruit hij is ontstaan?
En hetzelfde genotype?
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
zowel hetzelfde fenotype als hetzelfde genotype

Slide 23 - Quizvraag

Van klein naar groot:
A
DNA-Chromosomen-Celkern-Cel
B
Celkern-DNA-Chromosomen-Cel
C
Chromosomen-Celkern-Cel-DNA
D
Cel-Chromosomen-Celkern-DNA

Slide 24 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen heeft de mens?
A
46 paren dus 92 in totaal
B
23 chromosomen, 46 paren
C
23 paren dus 46 in totaal
D
44 paren, 22 chromosomen

Slide 25 - Quizvraag

Is het fenotype gelijk gebleven?
Is het genotype gelijk gebleven?
A
1. Nee 2. Ja
B
1. Ja 2. Nee
C
1. Nee 2. Nee
D
1. Ja 2. Ja

Slide 26 - Quizvraag

genotype kan veranderen
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Van klein naar groot:
A
DNA-Chromosomen-Celkern-Cel
B
Celkern-DNA-Chromosomen-Cel
C
Chromosomen-Celkern-Cel-DNA
D
Cel-Chromosomen-Celkern-DNA

Slide 28 - Quizvraag

Er is een verband tussen het aantal chromosomen dat een organisme in zijn cellen heeft en de intelligentie van het organisme
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Soort
Aantal Chromosomen
fruitvlieg
8
mais
20
muis
40
mens
46
aardappel
48
cavia
64
zwarte moerbei
308

Slide 30 - Tekstslide