Onderdeel 4.1 t/m4.3.7

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BOAMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welke personen zijn er betrokken bij het toezicht op de Buitengewoon Opsporingsambtenaar?

Slide 2 - Tekstslide

  • Minister van Veiligheid en Justitie
  • Toezichthouder
  • Hoofdofficier van justitie
  • Direct toezichthouder
  • Korpschef van de landelijke politie
  • Hoofd van een landelijke opsporingsdienst
  • Commandant van de Koninklijke Marechaussee

Slide 3 - Tekstslide

Wie moet er op toe zien dat de BOA voldoet Aan de eisen van de opsporingsbevoegdheden, bekwaamheid en betrouwbaarheid?
A
Korpschef Nationale Politie
B
Hoofd Officier van justitie
C
Minister van Justitie en veiligheid
D
Commandant Koninklijke MArechaussee.

Slide 4 - Quizvraag

Wat moet de minister van Justitie en Veiligheid vaststellen of hij de BOA opsporingsbevoegdheden kan verlenen?

Slide 5 - Tekstslide

De Minister dient er op toe te zien dat de buitengewoon opsporingsambtenaren voldoen aan de vereisten betreffende de titel van opsporingsbevoegdheid, alsmede de bekwaamheid en de betrouwbaarheid voor de uitoefening van opsporingsbevoegdheden.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe kan de Minister vaststellen of de BOA bekwaam is?

Slide 7 - Tekstslide

  • Een getuigschrift (diploma) waaruit blijkt dat hij is geslaagd voor het ExTH afgenomen examen of..
  • Een getuigschrift, waaruit blijkt dat hij een door de minister vastgesteld opleidingsprogramma of bijscholingsprogramma met goed gevolg heeft doorlopen.

Slide 8 - Tekstslide

Waarmee kan de BOA aantonen of hij betrouwbaar is?
A
Een VOG of betrouwbaarheidsonderzoek
B
Als hij altijd netjes gekleed is en beleefd is.
C
Zijn naasten worden ondervraagd
D
Dat hij de Belofte of Eed aflegt.

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wie kan er aangewezen worden als direct toezichthouder van de BOA?

Slide 12 - Tekstslide

De Hoofdofficier van Justitie

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wie moet er op toezien op het dagelijk functioneren van de BOA?
A
De Echtgenot(e)
B
De minister van Justitie en Veiligheid.
C
De Politiechef
D
De werkgever

Slide 16 - Quizvraag

Als er een klacht komt over de BOA, wie moet de werkgever hiervan kennis geven?

Slide 17 - Tekstslide

De toezichthouder en de direct toezichthouder moeten onmiddellijk in kennis worden gesteld van een klacht. Dit betreft klachten over het uitoefenen van opsporings-en politiebevoegdheden.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Bij welke strafbare feiten mag de BOA optreden?

Slide 22 - Tekstslide

De opsporingsbevoegdheid beperkt zich enkel tot aan de aangewezen strafbare feiten die staan vermeld in de akte van aanstelling.

Slide 23 - Tekstslide

Wanneer moet de BOA zijn legitimatiebewijs bij zich hebben?

Slide 24 - Tekstslide

De BOA moet bij het uitoefenen van zijn taak een legitimatiebewijs bij zich dragen. Als daarom gevraagd wordt, moet hij het legitimatiebewijs direct tonen.

Slide 25 - Tekstslide

Is een BOA verplicht om zich ongevraagd te legitimeren als hij in burger werkt?
A
Ja dat moet altijd
B
Alleen als de BOA deze aanwijzing heeft gekregen van de (D) toezichthouder
C
Nee dat hoeft de BOA nooit
D
Alleen als de BOA zijn legitimatie bij zich heeft.

Slide 26 - Quizvraag

Wat is e reden dat een BOA een Insigne moet dragen?

Slide 27 - Tekstslide

BOA's dragen een insigne om duidelijk herkenbaar te zijn.

Slide 28 - Tekstslide

Heeft elke BOA een draagplicht voor de BOA insigne?
A
Ja dat heeft elke BOA
B
Nee geen enkele BOA heeft dat
C
Ja behalve de BOA van Politie, Douane en KMar
D
Ja behalve de BOA van de Gemeente

Slide 29 - Quizvraag

Wat zegt Art 27 besluit Buitengewoon Opsporingsambtenaar over het nummer van de akte van beëdiging en standplaats?

Slide 30 - Tekstslide

In het proces-verbaal van opsporingshandelingen of in enig ander schriftelijk verslagleging van de uitoefening van bevoegdheden vermeldt de buitengewoon opsporingsambtenaar zijn standplaats en het nummer van zijn akte van beëdiging.

Slide 31 - Tekstslide

Als een BOA werkzaam kan zijn in het hele land. Wat is dan zijn standplaats?
A
De plaats waar zijn werkgever is gevestigd
B
De Hoofdstad
C
Zijn woonplaats
D
De plaats waar hij de meeste bonnen uitschrijft

Slide 32 - Quizvraag

Is de BOA tijdens het opsporen van strafbare feiten verplicht de aanwijzingen van de toezichthouder op te volgen?
A
Ja dat moet
B
Nee dat hoeft niet

Slide 33 - Quizvraag

Wat is gebruik maken van geweld, vrijheidsbeperkende maatregelen en het toepassen van een veiligheidsfouillering?
A
Dat is gewoon en hoort bij mijn taak
B
Iets dat een BOA niet zelfstandig mag uitvoeren
C
Alleen toepassen na akkoord van de direct toezichthouder
D
Politiebevoegdheden

Slide 34 - Quizvraag

Hoe kan je als BOA Voortdurend bekwaam en betrouwbaar blijven en wordt dit ook regelmatig getoetst?

Slide 35 - Tekstslide

De BOA moet voortdurend zijn kennis en vaardigheden, die hij nodig heeft voor een juiste uitoefening van zijn opsporingsbevoegdheden, op peil houden.
Elke 5 jaar wordt dit getoetst.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide