Mineralen en water

Mineralen en water
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
VoedingHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Mineralen en water

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
De student legt verbanden tussen voeding, gezondheid en ziekten:
  • De student kent de micronutriënten en de werking ervan op de gezondheid.
  • De student kent de werking van water op het lichaam.
  • De student kan het begrip ADH uitleggen.

Slide 2 - Tekstslide

Mineralen 
  • essentiële anorganische regelstoffen, in zeer kleine hoeveelheden nodig
  • regulerende functie in enzymen en hormonen, bouwstof van cellen en weefsels
  •  ca. 4% menselijk lichaam bestaat uit mineralen en spoorelementen: ± 2 kilo van lichaamsgewicht
  •  essentiële stoffen: in water, dierlijk en plantaardig voedsel
  • indeling in mineralen en spoorelementen: van spoorelementen nog minder nodig dan van mineralen, spoorelementen werken op celniveau;
  • mineralen: calcium, fosfor, natrium, kalium, chloor, magnesium en zwavel;
  • spoorelementen: ijzer, koper, zink, mangaan, fluor, seleen/selenium.

Slide 3 - Tekstslide

Mineralen en vochthuishouding
  • mineralen kunnen positieve of negatieve lading hebben: ionen of elektrolyten. 
  • M.n. natrium, chloor en kalium zijn in grote hoeveelheden aanwezig en daarom belangrijke elektrolyten;
  • taak elektrolyten: handhaven vochtbalans. 

Slide 4 - Tekstslide

Vochtbalans
  • lichaam bestaan voor 60% uit water;
  • dagelijkse uitscheiding van vocht via zweet, adem, urine en feces;
  • vochtgehalte moet worden aangevuld met voeding, vochtbehoefte van een volwassene is 40 ml per kg lichaamsgewicht = ca. 1,5 liter per dag;
  • normale omstandigheden: uitscheiding en opname van water is gelijk, de vochtbalans is in evenwicht. 
  • extra vochtbehoefte bij: inspanning, hogere omgevingstemperatuur, ziekte en koorts, ouderdom, abnormale verliezen (wond, braken, diarree)

Slide 5 - Tekstslide

Elektrolyten en vochtbalans
  • lichaamsvocht zit binnen en buiten de cellen;
  • in het lichaamsvocht bevinden zich elektrolyten;
  • lichaamsvocht is voortdurend in beweging: voeden cellen, transport van stoffen;
  • water/vocht verplaatsing kan door aantrekken/afstoten van de elektrolyten (positief of negatief geladen): water verplaatst zich naar de plek waar de meeste elektrolyten zich bevinden = osmose.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Verstoringen
Verstoring in elektrolytenbalans leidt altijd tot verstoorde vochthuishouding. Oorzaken:
  • onvoldoende vochtopname;
  • abnormaal vochtverlies (en dus elektrolytenverlies);
  • te hoge natriumopname;
  • te hoge vochtopname.

Slide 8 - Tekstslide

Geleidelijk vochttekort
  • = primaire rehydratie: ontstaat geleidelijk door minder drinken
  • onvoldoende vochtopname leidt tot vochttekort;
  • tijdelijk minder vochtuitscheiding als compensatie;
  • cellen drogen uit: hoofdpijn, lusteloos, suf, droge tong;
  • langdurig tekort: niet elastische huid, losse huid, diepliggende ogen;
  • te herkennen aan donkere, sterk geurende urine;
  • komt vaker voor bij ouderen: minder dorst, drinken niet voor de nacht.

Slide 9 - Tekstslide

Abnormaal vochtverlies
  • abnormaal vochtverlies en elektrolytenverlies  gaan gepaard;
  • acuut = secundaire dehydratatie
  • oorzaken: braken, diarree, overmatig transpireren (koorts, sport, bloedingen en brandwonden);
  • je verliest grote hoeveelheden vocht en natrium, iets minder kalium, leidt tot verlaging bloeddruk, verhoogde polsslag, sufheid en verwarring;
  • bestrijden met water met elektrolyten, alleen water werkt niet want wordt meteen weer door nieren uitgescheiden;
  • bij (dreigende) secundaire dehydratie is advies: drinken met glucose en natrium: thee met suiker, druivensuiker, limonade, bouillon, isotone sportdrank of ORS (oral rehydration salts).

Slide 10 - Tekstslide

Te hoge inname van natrium
Het gebruik van veel keukenzout (natriumchloride) in de voeding leidt tot verhoogde natriumconcentratie in lichaam:
  • normale situatie: nieren scheiden teveel uit;
  • verstoorde werking door te hoge inname: lichaam houdt vocht vast: gevolgen zijn te hoge bloeddruk en oedeem.

Slide 11 - Tekstslide

Te hoge vochtopname
  • te hoge inname van water leidt tot vergiftigingsverschijnselen: waterintoxicatie;
  • komt bij normaal voedingspatroon niet voor: nieren scheiden vocht uit;
  • wel bij verstoorde nierfunctie, maar ook bij drugsgebruikers, eetstoornissen, intensieve sporten.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Wat is de functie van mineralen?
A
regulerende functie in enzymen en hormonen, bouwstof van cellen en weefsels
B
regulerende functie in enzymen en hormonen, brandstof voor cellen en weefsels
C
regulerende functie als lipoproteïne, bouwstof van cellen en weefsels
D
regulerende functie in enzymen en hormonen, bouwstof van vitamines

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn kenmerken van primaire rehydratie?
A
verwardheid en holle ogen
B
droge tong en verwardheid
C
hoofdpijn en droge tong
D
hoofdpijn en versnelde polsslag

Slide 15 - Quizvraag

Calcium
  • zorgt voor stevig skelet en gebit;
  • calciumtekort kan leiden tot botafwijkingen (rachitis, osteoporose);
  • verhoogde calciumbehoefte in perioden van groei, zwangerschap en lactatie, herstel na fracturen. 
  • in voeding door melk en melkproducten (vooral kaas), vervangers bevatten veel minder calcium;
  • ADI is lastig vast te stellen, verschilt per land.

Slide 16 - Tekstslide

Natrium en Chloor
  • Natrium komt vaak voor als verbinding met chloor = NaCl = keukenzout
  • in combinatie nodig voor osmotisch evenwicht, zuur/base-evenwicht;
  • natrium samen met kalium voor geleiding zenuwprikkels;
  • samen met chloride nodig voor vorming zoutzuur (HCl) in de maag;
  • tekort: verstoring osmotisch evenwicht (bijv door zweten) zorgt voor opzwelling rode bloedlichaampjes, uitdroging;
  • teveel: hoge bloeddruk, hartproblemen, nadelig effect bijnieren;
  • komt in alle voedingsmiddelen voor, ook van nature. 
  • max 6 gr zout per dag, keukenzout toevoegen is niet nodig. 80% van de Nederlanders eet te zout: verhoogd risico op hart/vaatziekten, hoge bloeddruk, nieraandoeningen en botontkalking.

Slide 17 - Tekstslide

Magnesium
  • nodig voor opbouw bot- en spierweefsel, prikkeloverdracht in spieren en zenuwbanen, goed functioneren van spieren, goede werking van veel enzymen;
  • komt voor in veel voedingsmiddelen: graanproducten, groente, noten, melkproducten en vlees;
  • tekort: alleen bij verstoorde werking nieren en darmen: krampen en hartritmestoornissen.

Slide 18 - Tekstslide

Kalium
  • belangrijk voor glucoseafbraak in spieren, osmotisch evenwicht, geleiding zenuwprikkels, zuurgraad weefselvocht en bloedvochtbalans;
  •  teveel en tekort leidt tot verstoring hart- en spierfuncties;
  • kaliumbehoefte hangt af van spierarbeid;
  • komt veel voor in aardappelen, brood, groente, melk;
  • kalium gaat door koken verloren;
  •  tekort kan ontstaan bij plaspillen of langdurig braken en diarree.

Slide 19 - Tekstslide

Welk mineraal is belangrijk voor de glucoseafbraak?
A
calcium
B
magnesium
C
chloor
D
kalium

Slide 20 - Quizvraag

Hoe kan een veganist voldoende calcium binnen krijgen?

Slide 21 - Open vraag

Bij welk mineraal kan een tekort leiden tot spierkrampen en hartritmestoornissen?
A
calcium
B
kalium
C
magnesium
D
natrium

Slide 22 - Quizvraag

Jodium
  • bestanddeel schildklierhormoon, jodium wordt opgeslagen in schildklier;
  •  jodiumtekort: schildklier wordt groter om alle jodium uit bloed te halen = vergrote schildklier = krop;
  • groot tekort: traagheid, koud, obstipatie, overgewicht, slaperigheid. Op jonge leeftijd ook achterstand in ontwikkeling;
  • om krop tegen te gaan wordt vanaf de 20e eeuw jodium toegevoegd aan bakkerszout. 
  • ADH 150 mcg per dag (4 sneden brood + 4 porties melk(producten) = 120 mcg);
  • jodiumtekorten kunnen voorkomen bij mensen die geen/weinig brood eten, zoutarm brood of biologisch brood bereid met zeezout;
  • teveel leidt tot intoxicatie en te snel werkende schilklier: hartkloppingen, onrust, zweten, beven, gewichtsverlies.

Slide 23 - Tekstslide

IJzer
  • belangrijke functie bij transport, afgifte en opslag van zuurstof;
  • ijzer is onderdeel van hemoglobine in de rode bloedellen, hemoglobine vervoert zuurstof door lichaam;
  • symptomen ijzertekort: moe, hoofdpijn, duizeligheid en bloedarmoede;
  • ijzerrijke voedingsmiddelen: grove graanproducten, peulvruchten, groente, appelstroop, rund- en lamsvlees, ei, noten, gedroogde vruchten;
  • abnormaal ijzerverlies kan ook ontstaan door overmatig menstrueren;
  • risicogroepen: vrouwen in vruchtbare leeftijd, mensen met chronische maag/ darmontstekingen en kanker, alcoholisten, mensen met kauwproblemen: ijzerpreparaat.

Slide 24 - Tekstslide

Aanbevelingen ijzeropname
  • gebruik volkorenproducten;
  • kies als vleesvervanger ook voor peulvruchten, ei en noten en niet alleen voor kaas;
  • gebruik ijzerrijke tussendoortjes als gedroogde vijgen, abrikozen of noten;
  • gebruik bij iedere maaltijd vitamine-C rijke producten: groente en fruit, stimuleert ijzeropname;
  • drink geen koffie en thee bij of vlak na de maaltijd, remt ijzeropname.

Slide 25 - Tekstslide

Zink
  • rol bij stofwisselingsprocessen, vooral eiwitsynthese en bouw DNA; 
  • zinktekort heeft meteen invloed op immuunsysteem en weefsels met veel eiwit: huid, maag-darmkanaal;
  • verminderde afweer tegen infecties, slechte wondgenezing (incubitus), huidschilfering, stoornis maag-darmkanaal, etc. 
  • komt voor in dierlijke en plantaardige voedingsmiddelen: vlees, vis (haring), noten en volkorenproducten. Geraffineerde voeding zorgt voor marginale zinkopname;
  • risicogroepen: zwangeren, herstellenden, kinderen in de groei, alcoholverslaafden.

Slide 26 - Tekstslide

Seleen
  • = selenium
  • speelt waarschijnlijk rol bij preventie van kanker, onderzoeken zijn nog niet afgerond;
  • antioxidant, ook rol bij werking schildklier en ontgiften;
  • alleen seleentekorten in China (seleenarme grond), maar in Nederland is inname marginaal. Tekort leidt tot aandoening hartspier (Kashanziewkte);
  •  risicogroepen: mensen met extreem voedingspatroon
  • seleenrijke producten: granen, vis, vlees, ei en knoflook. Gehalte is afhankelijk van seleengehalte in de bodem;
  • wankel evenwicht tussen nuttige en schadelijke inname. Alleen teveel door supplementen: haarverlies, nagels.

Slide 27 - Tekstslide

Fluor
  • werkt in lichaam in de vorm van fluoride;
  • deel van calciumcomplex: sterke botten en gebit, met name tandglazuur;
  • komt veel voor n thee en zeevis;
  • te veel: donkerbruine vlekken op gebit: zebratanden

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Wat is in Nederland de belangrijkste bron van jodium?
A
zeewiersupplementen
B
bakkerszout
C
keukenzout
D
zeezout

Slide 30 - Quizvraag

Welke symptomen kunnen duiden op een te hoge jodiuminname?
A
sufheid, zweten, gewichtsverlies
B
beven, zweten, gewichtsverlies
C
sufheid, zweten, gewichtstoename
D
beven, zweten, gewichtstoename

Slide 31 - Quizvraag

Welke maaltijd is ongunstig voor de opname van ijzer?
A
stamppot rauwe andijvie en yoghurt toe
B
gebakken aardappel, gekookte sperziebonen en een appel toe
C
pasta carbonara, tomatensalade en yoghurt toe
D
gekookte rijst met kerriesausje en koffie toe

Slide 32 - Quizvraag

In welk voedingsmiddel zit veel seleen?
A
yoghurt
B
knoflook
C
fruit
D
peulvruchten

Slide 33 - Quizvraag

Meneer Jansen heeft een slecht genezende wond. Op welke deficiëntie kan dit duiden?
A
seleentekort
B
zinktekort
C
ijzertekort
D
fluortekort

Slide 34 - Quizvraag

Aanbevolen literatuur
  • Catsberg, C., & Kempen-van Dommelen, G. (2018). Levensmiddelenleer. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
  • Hartman, E., & redactie. (2016). Mens & voeding. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. (hfd 12, 13)
  • Stegeman, N. (2021). Voeding bij gezondheid en ziekte. Groningen/Utrecht: Noordhoff uitgevers bv. (hfd 10)


Slide 35 - Tekstslide